Tasuta

De profundis

Tekst
Märgi loetuks
Šrift:Väiksem АаSuurem Aa

Uw dienstwillige,

OSCAR WILDE.

27 Mei 1897.

II
VERBETERINGEN INZAKE DE GEVANGENIS

("Lees dit niet, als gij vandaag gelukkig wilt zijn.")

D.C. van 24 Maart 1898.

WelEdelgeboren Heer,

Ik verneem dat het wetsvoorstel van den minister van binnenlandsche zaken tot verbeteringen inzake de gevangenis deze week in eerste en tweede lezing gaat, en daar Uw dagblad het eenige blad in Engeland geweest is, dat van een werkelijke en levenskrachtige belangstelling in deze gewichtige zaak heeft blijk gegeven, hoop ik dat Gij mij, als iemand die een lange persoonlijke ervaring heeft opgedaan van het leven in een Engelsche gevangenis, vergunnen zult uiteen te zetten welke verbeteringen in ons tegenwoordig stompzinnig en barbaarsch stelsel dringend noodzakelijk zijn.

In een hoofdartikel dat ongeveer een week geleden in Uwe kolommen verscheen, lees ik dat de voornaamste verbetering die voorgesteld wordt, een vermeerdering bedoelt van het aantal toezieners en officiëele bezoekers die toegang zullen hebben tot onze Engelsche gevangenissen.

Zulk een hervorming is volkomen nutteloos. De reden is uiterst eenvoudig. De toezieners en vrederechters die de gevangenis bezoeken, komen daar met de bedoeling om na te gaan of de gevangenisvoorschriften behoorlijk worden uitgevoerd. Zij komen voor geen ander doel en hebben, zelfs als zij het zouden begeeren, volstrekt geen macht om éen enkele bepaling in de voorschriften te wijzigen. Geen gevangene heeft ooit de minste verlichting, of oplettendheid, of zorg van eenigen officiëelen bezoeker ondervonden. De bezoekers komen niet om de gevangenen te helpen, maar om na te gaan of de voorschriften worden uitgevoerd. Het doel van hun komst is de bevestiging te verzekeren van een dwaas en onmenschelijk wetsgeheel. En daar zij toch iets te doen moeten hebben, besteden zij daar zeer goede zorg aan. Een gevangene wien de geringste bevoorrechting is toegestaan, vreest de komst der toezieners. En zoovaak er een inspectie plaats heeft, zijn de beambten ruwer dan gewoonlijk voor de gevangenen. Hun bedoeling is natuurlijk te toonen welk een schitterende tucht zij handhaven.

De noodzakelijke hervormingen zijn zeer eenvoudig. Zij betreffen de lichamelijke en de geestelijke behoeften van iederen ongelukkigen gevangene afzonderlijk.

Wat de eerste aangaat, daar zijn in de Engelsche gevangenissen drie bestendige straffen, door de wet bekrachtigd:

1° honger,

2° slapeloosheid,

3° ziekte.

Het voedsel dat aan de gevangenen wordt verstrekt, is geheel en al onvoldoende. Het grootste deel ervan is van weêrzinwekkende hoedanigheid. Het geheel is ontoereikend. Elke gevangene lijdt dag en nacht aan honger. Een bepaalde hoeveelheid voedsel wordt zorgvuldig bij onsen afgewogen voor iederen gevangene. Het is juist genoeg, om niet bepaald het leven, maar het voortbestaan in stand te houden. Men wordt voortdurend gefolterd door het knagen en de weeheid van den honger.

Het gevolg van het voedsel—dat in de meeste gevallen bestaat uit slappe gruttenpap, varkensreuzel en water—is ongesteldheid in den vorm van onafgebroken buikloop. Deze ziekte die ten slotte bij de meeste gevangenen een chronische kwaal wordt, is een erkende instelling in iedere gevangenis. In de gevangenis te Wandsworth bijvoorbeeld—waar ik twee maanden zat opgesloten tot ik naar het hospitaal moest overgebracht worden, waar ik nog twee maanden verbleef—gaan de bewaarders twee- of driemaal daags rond met stopmiddelen die zij aan de gevangenen uitreiken als een ding dat vanzelf spreekt. Het is onnoodig te zeggen dat na een dusdanige behandeling van een week of zoo het geneesmiddel volstrekt geen uitwerking meer heeft. De rampzalige gevangene wordt dan ten prooi gelaten aan de meest verzwakkende, nederdrukkende en vernederende ziekte die men bedenken kan; en als hij, zooals vaak gebeurt, uit lichamelijke zwakte tekort schiet in het volbrengen van zijn voorgeschreven omwentelingen aan de kruk of den molen, wordt van hem rapport gemaakt als lui en wordt hij met de grootste strengheid en ruwheid gestraft. En dat is nog niet alles.

Niets is in zoo slechten toestand als de sanitaire inrichtingen in een Engelsche gevangenis. In vroeger dagen was iedere cel voorzien van een soort privaat. Deze privaten zijn nu afgeschaft. Zij komen nergens meer voor. Een klein tinnen vat wordt in plaats daarvan aan elken gevangene verstrekt. Drie keer daags mag de gevangene zijn vuil verwijderen. Maar de toegang tot de gevangenisprivaten wordt hem enkel toegestaan gedurende het éene uur der openluchtoefening En na vijf uur 's namiddags mag hij zijn cel onder geen enkel voorwendsel en om geen enkele reden verlaten. Dientengevolge bevindt zich iemand die aan buikloop lijdt, in een zoo walgelijken toestand dat het onnoodig is, of liever dat het onwelvoegelijk zoû zijn er bij stil te staan. De ellende en kwellingen die de gevangenen doormaken ten gevolge van de weêrzinwekkende inrichtingen op sanitaire gebied zijn volkomen onbeschrijfelijk. En de bedorven lucht in de gevangeniscellen, die nog verergerd wordt door een volslagen uitwerkingloos ventilatiesysteem, is zoo wee en ongezond, dat het geregeld voorkomt dat bewaarders, als zij 's morgens uit de frissche lucht komen en elke cel openen en inspecteeren, hevig onpasselijk worden. Ik zelf heb dit minstens drie maal bijgewoond, en verscheidene bewaarders hebben er mij over gesproken als een der vele tegenzinwekkende duigen die hun ambt meêbrengt.

Het voedsel dat den gevangenen verstrekt wordt, behoorde in allen deele voldoende en gezond te zijn. Het behoort niet van zulk een hoedanigheid te wezen, dat het voortdurenden buikloop ten gevolge heeft, die, eerst een ziekte, allengs een chronische kwaal wordt.

De inrichtingen op sanitaire gebied in de Engelsche gevangenissen behooren in den grond gewijzigd te worden. Elke gevangene moet toegang hebben tot de privaten zoovaak dat noodig is, en moet even vaak zijn vuil kunnen verwijderen. Het tegenwoordige ventilatiesysteem in elke cel afzonderlijk is geheel en al nutteloos. De versche lucht komt door dichtgesperd rasterwerk en dan door een kleinen ventilator in het smalle getraliede venster, die veel te klein is en te slecht geconstrueerd om eenige voldoende hoeveelheid versche lucht binnen te laten. Iemand wordt enkel gedurende éen uur van de vier-en-twintig die den langen dag uitmaken, uit zijn cel gelaten, en hij ademt dus gedurende drie-en-twintig uren de meest bedorven lucht in.

Slapeloosheid als straf bestaat slechts in Chineesche en in Engelsche gevangenissen. In China wordt zij toegepast doordat men den gevangene plaatst in een enge bamboekooi, in Engeland door middel van de houten brits. Het doel van de houten brits is het veroorzaken van slapeloosheid. Zij heeft geen enkel ander doel, en het doel dat zij heeft, wordt zonder uitzondering bereikt. En zelfs wanneer men naderhand een harde matras krijgt, zooals het gaat in den loop der gevangenschap, lijdt men nog steeds aan slapeloosheid. Want slaap is, evenals alle gezonde dingen, een gewoonte. Elke gevangene die een tijd lang op een houten brits heeft gelegen, lijdt aan slapeloosheid. Het is een weêrzinwekkende en domme straf.

Nu zoû ik gaarne wat in 't midden brengen over de geestelijke behoeften van den gevangene.

Het tegenwoordige gevangenisstelsel lijkt bijna als doel te hebben het te gronde richten en vernietigen der verstandelijke vermogens. Of indien het veroorzaken van krankzinnigheid hier niet het doel is, het is zeker het gevolg. Dat is een welbewezen feit. De oorzaken liggen voor de hand. Verstoken van boeken, van alle menschelijke omgeving, afgezonderd van elken menschelijken en vermenschelijkenden invloed, veroordeeld tot eeuwigdurend stilzwijgen, beroofd van alle verkeer met de buitenwereld, behandeld als een verstandeloos dier, verredeloosd onder het peil van welk redeloos schepsel ook, kan de ongelukkige die opgesloten zit in een Engelsche gevangenis, nauwelijks aan krankzinnigheid ontkomen. Het is mijn wensch niet lang bij deze afgrijselijkheden stil te staan, nog veel minder eenige voorbijgaande sentimenteele belangstelling er voor te wekken. Dus zal ik enkel, met Uw goedvinden, aangeven wat men behoorde te doen.

Elke gevangene behoort een voldoende hoeveelheid boeken tot zijn beschikking te hebben. Op het oogenblik krijgt men in de eerste drie weken van zijn gevangenschap volstrekt geen boeken behalve een bijbel, een gebeden- en een gezangboek. Daarna krijgt men éen boek per week. Dat is niet alleen onvoldoende, maar de boeken die een gewone gevangenisbibliotheek vormen, zijn volmaakt nutteloos. Zij bestaan hoofdzakelijk uit derderangsche, slecht geschreven, zoo-genaamd godsdienstige boeken, klaarblijkelijk geschreven voor kinderen en volkomen ongeschikt voor kinderen of voor iemand anders. De gevangenen behoorden aangemoedigd te worden tot lezen, en alle boeken te krijgen die zij noodig hebben, en de boeken behoorden goed gekozen te zijn. Thans geschiedt de keuze der boeken door den aan de gevangenis verbonden geestelijke.

Onder het huidige stelsel staat men een gevangene toe zijn vrienden slechts vier keer in 't jaar te zien, telkens gedurende twintig minuten. Dit is geheel verkeerd. Een gevangene behoort zijn vrienden eens per maand te zien en gedurenden een redelijken tijd. In de thans gebruikelijke wijze van een gevangene voor zijn vrienden ten toon te stellen behoort verandering gebracht te worden. Onder het tegenwoordige stelsel wordt de gevangene opgesloten hetzij in een groote ijzeren kooi of in een groote houten kast met een kleine opening, bedekt met ijzergaas, waardoor men hem toestaat te gluren. Zijn vrienden worden in een gelijke kooi gezet op een afstand van drie of vier voet, en twee bewaarders staan in de tusschenruimte om toe te luisteren en, als het hun goeddunkt, het gesprek te doen ophouden of afbreken, naar het uitkomt. De nu gebruikelijke regeling is onuitsprekelijk weêrzinwekkend en kwellend. Een bezoek van zijn verwanten of vrienden beduidt voor elken gevangene dieper vernedering, feller geestelijke ellende. Vele gevangenen willen hun vrienden volstrekt niet ontvangen, liever dan zulk een kruisgang te doorstaan. En dit verwondert mij niet. Wanneer iemand bezoek krijgt van zijn advocaat, spreekt men hem in een kamer met een glazen deur, aan de andere zijde waarvan de bewaarder staat. Wanneer iemand bezoek krijgt van zijn vrouw en kinderen, of zijn ouders of zijn vrienden, behoort hem hetzelfde voorrecht te worden toegestaan. Om als een aap in een kooi tentoongesteld te worden voor menschen die van ons houden en van wie wij houden, is een noodelooze en afgrijselijke vernedering. Iedere gevangene behoorde tenminste eens in de maand te mogen schrijven en een brief ontvangen. Op 't oogenblik mag men maar vier maal in 't jaar schrijven. Dit is geheel onvoldoende. Éen van de rampen van het leven in de gevangenis is dat het iemands hart versteent. De gevoelens der natuurlijke genegenheid hebben evenals andere gevoelens behoefte aan voeding. Zij sterven licht aan gebrek. Een korte brief vier keer in 't jaar is niet voldoende om de meer zachtzinnige en menschelijke genegenheden in 't leven te bewaren, die ten slotte onze natuur gevoelig houden voor goede en schoone invloeden, het eenige dat een verbrijzeld en gebroken leven kan heelen.

 

Aan de gewoonte om de brieven der gevangenen te verminken en te besnoeien behoort een eind te worden gemaakt. Wanneer tegenwoordig een gevangene in een brief eenige klacht uit tegen het gevangenisstelsel, wordt dat gedeelte van zijn brief met een schaar uitgeknipt. Als hij, aan den anderen kant, eenige klacht uit bij het spreken met zijn vrienden door de traliën der kooi of de opening in de houten kast, wordt hij op ruwe wijze tot de orde geroepen door de bewaarders en krijgt rapport en straf die wekelijks terugkeert totdat hij weêr een volgenden keer bezoek mag ontvangen, in welken tusschentijd men verwacht dat hij niet verstandig, maar listig zal zijn geworden; en listigheid leert iemand altijd. Het is een van de weinige dingen die men in de gevangenis leert. Gelukkig zijn in een enkel geval die andere weinige dingen van hooger waarde.

Mag ik nog een oogenblik van Uw geduld gebruik maken voor het volgende? In Uw hoofdartikel deedt Gij het denkbeeld aan de hand dat geen aan de gevangenis verbonden geestelijke tegelijk eenige bemoeiïng of bezigheid zoû mogen hebben buiten de gevangenis zelf. Maar dit is een zaak van geen gewicht. Die geestelijken hebben volstrekt geen nut. Zij zijn in hun soort welmeenende, maar dwaze, ja onnoozele menschen. Geen enkele gevangene ondervindt van hen eenige hulp. Eens in de zes weken of zoo gaat de sleutel in het slot van iemands celdeur over, en de geestelijke komt binnen. De gevangene gaat natuurlijk in de houding staan. De geestelijke vraagt hem of hij in zijn bijbel gelezen heeft. Hij antwoordt "ja" of "neen", naar het geval is. De geestelijke haalt een paar bijbelteksten aan en gaat weg en sluit de deur. Van tijd tot tijd laat hij een traktaatje achter.

De beambten die geen betrekking buiten de gevangenis behoorden te mogen aanhouden, en geen burgerpraktijk te hebben, zijn de gevangenisdokters. Thans hebben de gevangenisdokters, zoo al niet altijd, toch geregeld een uitgebreide burgerpraktijk en zijn tegelijk aangesteld in andere inrichtingen. Het gevolg is dat de gezondheidstoestand der gevangenen geheel verwaarloosd wordt, en de sanitaire staat der gevangenis volkomen onverzorgd gelaten. In zijn soort beschouw ik—en ik heb dat altijd gedaan van kindsbeen af—het beroep van dokter als het meest menschelijke beroep in de gemeenschap. Maar gevangenisdoktoren moet ik uitzonderen. Voorzoover ik hen ontmoet heb en naar wat ik in het hospitaal en elders van hen zag, zijn zij ruw in hun optreden, van grove ongevoeligheid en volslagen onverschillig voor de gezondheid der gevangenen en hun goede verpleging. Indien den gevangenisdokters burgerpraktijk verboden was, zouden zij genoodzaakt worden eenige belangstelling te hebben in den gezondheidstoestand en de sanitaire omstandigheden van de menschen die onder hun behandeling zijn.

Ik heb in dit schrijven getracht enkele der hervormingen aan te wijzen, die in ons Engelsch gevangenisstelsel noodzakelijk zijn. Zij zijn eenvoudig, praktisch en menschelijk. Natuurlijk zijn zij maar een begin. Maar het wordt tijd dat er een begin gemaakt wordt, en hiertoe kan alleen de stoot gegeven worden door den sterken druk der openbare meening, verwoord in en aangekweekt door Uw machtig blad.

Maar om te maken dat zelfs deze hervormingen iets uitwerken, moet eerst heel wat gedaan worden. En de eerste en misschien moeilijkste taak is van de directeurs beter menschen, van de bewaarders beschaafde lieden en van de geestelijken beter Christenen te maken.

Uw dienstwillige dienaar,

de schrijver van "The Ballad of Reading Gaol".

23 Maart 1898.

Teised selle autori raamatud