Tasuta

Voordat hij doodt

Tekst
Märgi loetuks
Šrift:Väiksem АаSuurem Aa

HOOFDSTUK VIER EN TWINTIG

Mackenzie was ervan overtuigd dat de moordenaar pas 's nachts zou toeslaan, en de anderen waren het met haar eens. Dat betekende dat ze nog vier uur van het daglicht zouden kunnen profiteren om zich voor te bereiden op wat ze hoopten een succesvolle aanhouding zou zijn. En voor het geval dat er iets voor het vallen van de avond zou gebeuren, waren er drie patrouillewagens gestationeerd langs de Rijksweg 411, die uitkeken naar een voertuig dat de onverharde weg wilde oprijden welke leidde naar de plek die de moordenaar had voorbereid. Met de toevoeging van een politiehelikopter op weg om te helpen, voelde het als een overwinning, zelfs voordat de zon onder was.

Mackenzie zat in een van de ongemarkeerde auto's langs de Rijksweg 411, opgelucht dat ze alleen was. Nelson was teruggegaan naar het bureau om een adviseur van de Rijkspolitie te ontmoeten, en had haar toestemming gegeven om te blijven zodat ze de plek met de paal in de gaten kon houden en de controle over de zaak kon houden. Haar auto stond anderhalve kilometer van de onverharde weg geparkeerd, uit het zicht voor het verkeer op de 411, doordat ze achteruit geparkeerd stond op een heel klein paadje wat vroeger dienst deed als sluiproute voor de boeren om snel van het ene maisveld naar het andere te rijden.

Ze zat daar al een kwartier en de enige auto die ze voorbij had zien komen was een politieauto geweest, die de locatie had verlaten en terugging naar het bureau. Ze was er nog steeds zeker van dat er tot diep in de nacht geen activiteit zou komen, en wist dat ze nog lang zou moeten wachten. Ze vroeg zich af of Nelson haar deze job had gegeven om haar uit zijn buurt te houden, of omdat hij haar op deze manier een centrale positie gaf voor de gebeurtenissen wanneer deze zich zouden ontvouwen.

Met een zucht en een blik op het rustige gedeelte van de Rijksweg 411 pakte Mackenzie haar telefoon en staarde naar de melding in de gemiste oproepen van Ellington, die haar anderhalf uur geleden had geprobeerd te bellen. Ze deed haar best om de gebeurtenissen van gisteravond te vergeten, toen ze zich in zijn aanwezigheid als een ezel had gedragen, en drukte op de notificatiebalk. Toen zijn nummer verscheen drukte ze er meteen op, voordat ze tijd had om van gedachten te veranderen.

Hij antwoordde bij de derde beltoon en toen hij dat deed, haatte ze dat het zo goed voelde om zijn stem te horen. “Ellington hier,” zei hij.

“Met Mackenzie White,” zei ze. “Ik bel je bij deze terug.”

“Oh hoi! Ik hoor dat jullie een veelbelovende tip hebben.”

“Daar lijkt het op, maar de tijd zal het leren. We hebben de volgende paal gevonden, klaar voor gebruik.”

"Dat heb ik gehoord! En hoe voelt dat?"

“Goed,” zei ze.

“Je klinkt twijfelachtig.”

“Het lijkt gewoon te mooi om waar te zijn. Ik heb het gevoel dat er iets ontbreekt.”

“Misschien is dat zo,” zei Ellington. “Je instincten zijn behoorlijk scherp. Ik zou ze niet in twijfel trekken.”

“Dat doe ik meestal ook niet.”

Er viel een ongemakkelijke stilte en Mackenzie merkte dat ze op zoek was naar iets nieuws om over te praten. Hij had al gehoord over de nieuwe aanwijzing in de zaak, dus het was zinloos om dit opnieuw te vertellen. Dit is echt sneu Mackenzie, dacht ze.

“Dus,” zei Ellington en verbrak de stilte. “Ik heb mezelf de vrijheid gegeven om een daderprofiel op te stellen nadat ik het bericht ontving over die religieuze verwijzingen. De kans is zeer groot dat we op zoek zijn naar iemand met een religieuze achtergrond. Misschien zelfs een priester of pastoor, hoewel het verleden aantoont dat het meestal gaat om iemand die is opgevoed in een streng religieus gezin. Misschien ging hij naar een particuliere religieuze school. Ik denk ook dat hij thuis geen moeder had of een moeder die haar eigen ding deed. Hij gedroeg zich waarschijnlijk niet zo braaf als kind, niet op de extreme manier die we nu zien, maar meer met basale kinderproblemen.”

“Waar is dit allemaal op gebaseerd?” vroeg ze. "Enkel op zaken in het verleden?"

“Ja, voor het grootste gedeelte,” zei hij. “Ik kan absoluut niet de eer opeisen voor deze inzichten. Maar eerlijk gezegd, het is een formule die ongeveer zeventig procent van de tijd werkt.”

“Oké, dus als dit hier niet succesvol is, gaan we op zoek naar een iemand van de ongeveer duizend andere mogelijke verdachten.”

“Misschien niet zo veel. Op basis van het daderprofiel vermoed ik ook dat deze kerel in de buurt woont. Als hij, zoals jij hebt aangegeven, zijn eigen stad in kaart brengt, dan neem ik aan dat hij h is opgegroeid. En daarom heb ik een paar telefoontjes gepleegd. Er is een katholieke lagere school gelegen binnen zestig kilometer van Omaha. Er is er nog een in de provincie, maar ik wed dat degene die het dichtst bij Omaha ligt je de meeste kans op resultaat zal bieden."

“Dat is geweldig,” zei Mackenzie.

“Wat is?”

“Je hebt zojuist de zoekopdracht beperkt en je hebt zelfs een potentiële bron van achtergrondinformatie genoemd.”

“Nou, de I in FBI staat niet voor niets voor Intelligentie." Hij lachte een beetje om zijn eigen grapje, maar toen Mackenzie dat niet deed, stopte hij.

“Bedankt, Ellington.”

“Geen enkel probleem. Maar nog één ding voordat je gaat.”

“En dat is?” vroeg ze nerveus, in de hoop dat hij haar gênante avances van de avond ervoor niet zou naar voren brengen.

“Toen ik mijn verslag aan mijn baas deed, vertelde ik hem hoe geweldig je bent en dat ik heb geprobeerd je over te halen om naar de Dark Side te komen."

Ze voelde zich gevleid.

“De donkere kant is de FBI?”

"Juist. Maar hoe dan ook, hij leek geïnteresseerd. Dus als je ooit de kriebels krijgt en onze kant op wilt komen, kan ik je zijn contactgegevens geven. Het is misschien een gesprekje waard.”

Ze dacht erover na en hoewel ze meer wilde zeggen, hem wilde vertellen hoeveel ze hem waardeerde, kon ze alleen een mager “Bedankt” als antwoord geven. Het idee leek te mooi om waar te zijn. Dat soort geweldige dingen gebeurde haar meestal niet.

“Gaat het daar?” vroeg Ellington.

“Ja, het gaat goed. Ik moet gaan. Dit zaak gaat hier tot een einde komen en ik moet gefocust blijven.”

“Begrijp ik helemaal. Doe je best.”

Ze grijnsde. Hoewel hij misschien een goddelijk figuur voor haar was, bewees Ellington nu dat hij net zo cheesy en fout kon zijn als alle anderen.

Ze verbrak de verbinding en keek weer uit over de Rijksweg 411. Ze begon zich onrustig te voelen, alsof ze haar tijd verspilde door gewoon daar te zitten. Ze klikte op de internetverbinding op haar telefoon en typte als zoekwoord ‘lokale katholieke middelbare scholen’ in, en ontdekte dat alles wat Ellington had gezegd klopte als een bus.

Ze bewaarde het adres in haar telefoon en zocht vervolgens het nummer van Nelsons telefoon. Hij antwoordde na vier keer overgaan en klonk pissig omdat hij gestoord werd bij zijn poging zich bij de jongens van de Rijkspolitie geliefd te maken.

“Wat is er aan de hand, White?”

“Ik wil een aanwijzing controleren, mijnheer,” zei ze. "”Het vereist echter dat ik de 411 voor een uur of twee, drie uur verlaat.”

“Geen sprake van,” zei Nelson. “Je leidt dit onderzoek, dus je moet in de buurt blijven. Dit is jouw show, White.Waag het niet deze zaak te verlaten. Als we hem morgen nog niet hebben, praten we weer verder. Als het een veelbelovende aanwijzing is, kan ik iemand anders sturen om het te bekijken.”

“Nee,” zei Mackenzie. ‘Het is maar een gok.”

“Oké," zei hij. "Blijf zitten totdat ik anders zeg.”

Ze kon niet eens meer antwoorden voordat hij ophing.

Ze zocht het adres van de katholieke school op en bewaarde het op haar telefoon. Toen keek ze naar rechts, waar een beetje verder op 411 een eenzame paal leeg bleef in een maisveld, in afwachting van een offer.

Ze wist dat ze moest blijven, bevelen moest opvolgen en hier vier uur lang gewoon moest vullen met niets-doen. Maar terwijl ze daar zat, knaagde er iets aan haar. Wat als hij de slachtoffers heeft vermoord voordat hij ze naar buiten bracht?

Als dat zo was, zou dat betekenen dat er op dit moment ergens een meisje opgesloten was en werd gemarteld. Een meisje zou sterven terwijl Mackenzie alleen maar daar zat en wachtte tot haar dode lichaam zou verschijnen.

Ze kon er niet tegen.

En wat als die katholieke school, de enige in het gebied die perfect bij het daderprofiel van de FBI paste, haar een naam zou kunnen geven? Een identificatie?

Dat zou hen naar de moordenaar kunnen leiden voordat hij daar arriveerde. Het kon misschien het volgende slachtoffer redden voordat het te laat was.

Mackenzie zat te wachten, en voelde zich van binnen steeds ongeruster worden terwijl ze het geschreeuw van het volgende slachtoffer in haar hoofd kon horen. Elke minuut die voorbij ging betekende doodsangst voor haar.

Uiteindelijk duwde ze het gaspedaal naar beneden en spoot vooruit.

Ze toetste het adres van de katholieke basisschool Het Heilige Kruis in haar GPS.

Het negeren van een direct bevel als deze kon verlies van haar baan betekenen, haar hele toekomst.

Maar ze had geen andere keus.

Ze hoopte alleen maar dat ze nog voldoende tijd had om heen en weer te rijden voordat het te laat was.

HOOFDSTUK VIJF EN TWINTIG

Dom.

Het woord schoot door zijn hoofd toen hij de kruising van de snelweg 32 met de Rijksweg 411 passeerde.

Dom.

 

Als hij enig bewijs nodig had gehad dat God aan zijn zijde stond, dan was het wel in de timing van dit alles. Hij was op weg geweest naar de plaats van de vierde moord, wat zijn vierde stad zou worden, toen hij een politieauto de Rijksweg 411 zag afrijden. Toen hij het zag, bleef hij rechtdoor de snelweg 32 volgen, zijn hart bonsde in zijn keel.

Misschien was het gewoon toeval. Misschien was de agent op routine patrouille, op zoek naar snelheidsovertreders.

Of misschien hadden ze de paal gevonden. Hij wist dat er een onderzoek naar hem gestart was. Hij had de Vogelverschrikker Moordenaar-verhalen in de kranten gezien, maar had niet de moeite genomen om ze te lezen of om de korte reportages over zijn werk op televisie te bekijken. Hij deed dit niet voor de aandacht of de publiciteit. Hij deed dit om Gods toorn te verspreiden en de wereld te onderwijzen over liefde, genade en zuiverheid.

Natuurlijk zou de politie dit niet begrijpen. En als ze de locatie hadden gevonden die bestemd was om zijn vierde stad op te richten, zou het voor hem voorbij kunnen zijn. Hij zou zijn werk niet kunnen afmaken en dat zou God niet behagen.

De vierde locatie zou moeten veranderen. Misschien zou het hem op de lange termijn zelfs helpen. Misschien zou de politie zo druk zijn om hem op deze vierde plaats op te pakken dat hij zijn werk elders zonder het risico te lopen om gepakt te worden af zou kunnen maken.

Hij kwam bij een supermarkt langs snelweg 32 en draaide zijn auto de parkeerplaats op. Hij liep terug naar de kruising en stak over zonder ook maar een blik op de Rijksweg 411 te werpen.

Met zijn offer al gekozen en gereed gemaakt, kon hij vanavond nog steeds zijn vierde stad bouwen, zoals hij had gepland.

Hij zou zijn werk elders voortzetten.

*

Ze opende haar ogen en een bliksemschicht van pijn explodeerde in haar hoofd. Ze schreeuwde het uit en merkte dat haar stem vreemd klonk, bijna gedempt. Ze probeerde haar hand naar haar mond te brengen, maar realiseerde zich dat dit onmogelijk was. Ze besefte dat er een knevel over haar mond zat, stevig vastgebonden en in haar mondhoeken snijdend.

Ze knipperde snel met haar ogen en probeerde de pijn in haar hoofd te laten verdwijnen. Toen haar ogen zich begonnen te focussen en de waas van duizeligheid vertrok, begon ze een idee te krijgen van waar ze was. Ze lag op een hardhouten vloer die was bedekt met stof. Haar armen waren achter haar rug vastgebonden en haar enkels waren ook samengebonden. Ze was tot op haar ondergoed uitgekleed.

Het was dit laatste feit dat alles in haar geheugen terugbracht. Toen ze gisteravond thuis gekomen was, was er als vanuit het niets een man verschenen. Het was vier uur geweest en ze had ... God, wat had ze gedaan?

Maar de fel roze beha die ze droeg maakte het onmogelijk te vergeten wat ze gisteravond had gedaan. Ze had haar best gedaan om zichzelf ervan te overtuigen dat een escort iets anders was dan wat die andere vrouwen deden. Ze was classier, meer in controle.

Maar aan het einde van de dag had ze hetzelfde gedaan als die andere vrouwen. Ze was goed betaald (tja, vijftienhonderd dollar voor anderhalf uur 'werk' was zeker niet slecht) en had zich daarna niet eens zo slecht gevoeld als ze had verwacht.

Maar toen was er ineens een man uit de schaduw gekomen. Hij had alleen maar hallo gezegd en daarna had hij zijn arm om haar nek geslagen. Ze had even iets geroken en toen ze in het zwarte niets gleed, hoorde ze hem iets in haar oor fluisteren over offers en bitter water.

En nu lag ze hier. Ze had haar slipje nog steeds aan en ze voelde geen pijn, dus ze was er vrij zeker van dat ze niet was verkracht. Maar toch zat ze in de problemen.

Ze probeerde op haar knieën te draaien, maar telkens lieten haar gebonden enkels haar op het laatste moment kantelen en sloeg ze met haar schouder tegen de vloer. Ze huilde en probeerde zich het laatste te herinneren dat de man tegen haar gezegd had voordat alles zwart was geworden door wat hij over haar neus en mond had geplaatst en waardoor ze bezweek.

Langzaam herinnerde ze zich het. En verrassend genoeg maakte de waanzin ervan dat ze wilde neervallen en opgeven in plaats van een uitweg te vinden.

Maak je geen zorgen, had hij gezegd. Ik zal een stad voor je bouwen.

HOOFDSTUK ZES EN TWINTIG

Het kostte Mackenzie iets meer dan een uur om de katholieke school Het Heilige Kruis te bereiken, de hele weg had ze rond de 120 km per uur gereden. Tegen de tijd dat ze aan was gekomen was de school net dicht gegaan en toen ze zich de trap op haastte en door de receptioniste verder werd geholpen, merkte ze dat ze de directeur op het juiste moment van de dag te pakken had gekregen.

De directeur was een indrukwekkende vrouw die zowat elk stereotype dat Mackenzie ooit over nonnen had gehad bevestigde. Aanvankelijk warm en uitnodigend, maar toen Mackenzie in het kantoor van de vrouw was en aan de voorkant van haar bureau ging zitten, was ze ineens een en al zakelijkheid and bleek ze behoorlijk kortaf te zijn.

“We hebben de geruchten gehoord over deze zogenaamde Vogelverschrikker Moordenaar” zei directeur Costello. “Is dat waarom u naar hier bent gekomen?”

“Dat klopt,” zei Mackenzie. “Hoe raadt u dat zo?”

Het hoofd van Costello fronste, maar het was het soort frons dat meer boosheid dan teleurstelling inhield. Mackenzie dacht dat het een frons was die in een school als deze op de meeste personeelsleden en op ieder moment van de dag terug te vinden was.

“Nou, die arme vrouwen zijn vastgebonden op houten palen en gegeseld, correct? De religieuze symboliek is onmiskenbaar. En wanneer een moordenaar zijn werk doet in naam van vreselijk misleide religieuze principes, of een verwrongen en misleide interpretatie van religie, zijn het altijd de particuliere religieuze scholen die onder een microscoop worden gehouden.”

Mackenzie kon alleen maar knikken. Ze wist dat dit waar was; ze had het verschillende keren gezien sinds ze was begonnen te werken aan haar carrière als eerstejaarsstudent. Maar haar zwijgen kwam ook voort uit het feit dat directeur Costello gelijk had: de religieuze ondertoon van de acties van de Vogelverschrikker Moordenaar waren overduidelijk. Mackenzie had diezelfde indruk gekregen toen ze het eerste lichaam hadden gevonden. Dus waarom had ze dit in vredesnaam genegeerd?

Omdat ik bang was om het tegen Nelson en Porter te zeggen uit angst dat ik het fout zou hebben en meteen belachelijk zou worden gemaakt, dacht ze.

Maar nu had ze de kans om die onwetendheid te corrigeren en ze zou het zichzelf niet vergeven wanneer ze deze kans onbenut zou laten.

“Nou,” zei Mackenzie, “we hebben een heel specifiek profiel. Ik hoopte dat ik met u of misschien met iemand die hier al heel lang werkt over zou kunnen praten, zodat ik misschien een potentiële verdachte zou kunnen vinden. En zelfs als het geen verdachte is, misschien iemand die iets zou kunnen weten over de moorden.”

“Welnu,” zei Costello, “ik ben hier al vijfendertig jaar in dienst. Ik was eerst begeleidingsadviseur en daarna directeur, een functie die ik nu bijna twintig jaar heb.”

Ze stond op en liep naar de linkerkant van haar kantoor, waar een rij oud ogende archiefkasten langs de muur stonden. “Weet u,” zei Costello, “u bent niet de eerste rechercheur die komt rondsnuffelen wanneer een misdrijf wordt gepleegd dat religieuze invloed lijkt te hebben. Helemaal niet zelfs.”

Costello haalde vier mappen uit de kast en bracht ze naar het bureau. Ze liet ze met zoveel kracht op het bureau vallen dat hieruit duidelijk op te merken viel dat ze geïrriteerd was. Mackenzie reikte om ze op te pakken, maar Costello's hand wees al naar hen. Zonder naar Mackenzie te kijken begon Costello weer te praten, en tikte met haar dikke wijsvinger op elke map.

“Dit,” zei ze, wijzend op de eerste map, “is Michael Abner. Toen hij hier begin jaren zeventig op school zat, viel hij een meisje op de speelplaats aan en hij werd in de vijfde klas betrapt op masturberen in het toilet van het meisjes. Hij stierf echter in 1984. Een verschrikkelijk auto-ongeluk geloof ik. Dus hij is duidelijk geen verdachte.”

Daarmee verwijderde Costello de map van Michael Abner van het bureau. Vervolgens verwijderde ze onmiddellijk twee andere mappen, omdat één van hen vijf jaar geleden aan longkanker was gestorven en de andere zijn leven in een rolstoel doorbracht, uiteraard niet het soort persoon dat ronde houten palen kon verslepen om moord-scènes op te zetten.

“Deze laatste,” zei Costello, “is van Barry Henderson.Tijdens zijn verblijf op het Heilige Kruis was hij betrokken bij verschillende vechtpartijen, waarvan bij één twee jongens op de eerste hulp belanden. Toen hij terugkwam van zijn schorsing, begon hij de leraren vieze brieven te sturen, een activiteit die uiteindelijk leidde tot een poging van verkrachting van de lerares Kunst terwijl hij zijn moeders favoriete liedje zong. Dit gebeurde in 1990. Ik moet u helaas mededelen dat ook hij uw verdachte niet kan zijn. Hij is gedurende de afgelopen twaalf jaar opgenomen in een tehuis voor levensgevaarlijke geesteszieke personen.”

Mackenzie maakte een mentale aantekening om dat later te verifiëren en keek hoe Costello de mappen terug in haar kast legde. Toen ze de kast dicht deed, gaf dat een klap alsof er een kleine bom in het kantoor afging.

“En dat zijn de enige studenten die u de afgelopen vijfendertig jaar hebt gehad die in staat zouden zijn tot misdaden zoals de Vogelverschrikker Moordenaar begaat?”

“Dat kunnen we natuurlijk nooit zeker weten,” zei Costello. “Met alle respect, we houden niet alle studenten in de gaten die aanleg hebben voor een leven in de criminaliteit. Dat zou inhouden dat wij gedetailleerde rapporten zouden moeten bijhouden over elk kind dat zelfs de kleinste overtreding begaat. De vier die ik u net heb laten zien waren de meest extreme gevallen, en die heb ik de afgelopen jaren bij de hand gehouden omdat het veel tijd bespaart wanneer we door de politie worden benaderd, vooral wanneer ze met zogenaamde kant en klare daderprofielen aankomen. Ze willen religie altijd de schuld geven van misdaden die ze zelf niet kunnen oplossen.”

“De schuld wordt niet hier gelegd,” zei Mackenzie.

“Natuurlijk wel," zei Costello. “Vertel me, rechercheur. Bent u hier niet gekomen om de naam van een verdachte te vinden die vanwege de religieuze doctrine zo erg is vervormd dat hij nu deze vreselijke daden begaat?”

“Het kan me niet schelen hoe en waar de informatie vandaan komt,” snauwde Mackenzie. “Ik moet alleen te weten komen wie deze vrouwen vermoordt. Het waarom is op dit punt secundair.”

Mackenzie bedacht dat ze wel gek had geleken om naar het Heilige Kruis te gaan. Wat had ze eigenlijk verwacht? Een mooie en nette oplossing? Een oude student die Ellington's daderprofiel tot op de details paste?

“Bedankt voor uw tijd, mevrouw Costello,” zei ze zacht. Ze stond op en liep naar de deur. Toen haar hand op de deurknop ruste, werd ze tegengehouden door directeur Costello.

“Waarom denkt u dat het is, detective White?”

“Wat?”

“Waarom komt wetshandhaving op zoek naar antwoorden in de religie wanneer ze niet in staat zijn een misdaad op te lossen waarvan ze denken dat deze op het geloof gebaseerd zijn?”

“In de meeste gevallen komt het gewoon overeen met de daderprofielen,” zei Mackenzie.

“Is dat zo?" vroeg Costello. “Of is het omdat mensen het kwaad niet kunnen accepteren voor wat het werkelijk is? En omdat we het niet kunnen accepteren, moeten we iets vinden dat net zo ongrijpbaar is om het de schuld te geven?”

Een vraag rees op naar haar lippen, een vraag die ze niet terug kon slikken voordat deze uitkwam.

“Wat is kwaad, mevrouw Costello? Hoe ziet het kwaad eruit?”

Directeur Costello grijnsde dunnetjes. Het was een griezelige grijns, een uitdrukking die duidde op een soort donker begrip.

“Het kwaad lijkt op jou. Het lijkt op mij. We leven in een gevallen wereld, rechercheur. Het kwaad is overal.”

De deurknop onder de hand van Mackenzie voelde plotseling ijskoud aan. Ze knikte en nam afscheid, zonder de moeite te nemen om nog ter afscheid om te kijken naar directeur Costello.

Terwijl ze door het doolhof van gangen van het Heilige Kruis liep, zoemde haar mobiele telefoon in haar zak. Ze pakte de telefoon en zag de naam en het nummer van Nelson op de display. Haar hart zonk.

De moordenaar, dacht ze. Hij is komen opdagen terwijl ik weg was en Nelson gaat me ervoor laten boeten.

 

Ze beantwoordde de oproep met een knoop van angst in haar buik. “Hé, Chef.”

“White,” zei hij. “Waar ben jij?”

"Katholieke School Het Heilige Kruis," zei ze. "Ik was het daderprofiel van Ellington aan het natrekken.”

Nelson was even stil toen hij dit overdacht. "We zullen later bespreken waarom je in godsnaam mijn orders niet hebt opgevolgd en toch daarheen bent gegaan," zei hij. "Maar voor nu wil ik dat je langs het bureau komt op je weg terug.”

“Maar hoe zit het met de Rijksweg 411?” vroeg ze. “Ik zou daar graag terug zijn voor het spitsuur.”

“ Nog een reden waarom je geen tijd had mogen verspillen met het opvolgen van Ellington's aanknopingspunt. Kom nu gewoon hierheen.”

“Is alles in orde?” vroeg ze.

Maar Nelson had het gesprek al beëindigd en Mackenzie hoorde enkel de dode telefoonlijn.