Lugege ainult LitRes'is

Raamatut ei saa failina alla laadida, kuid seda saab lugeda meie rakenduses või veebis.

Loe raamatut: «Een Bezoek aan de Philippijnsche Eilanden», lehekülg 12

Font:

HOOFDSTUK XIII.
TALEN

Het Tagaleesch en Bisajaansch zijn de meest verspreide talen op de Philippijnen, maar elk dezer heeft zulk eene verscheidenheid van tongvallen, dat de inwoners van verschillende eilanden en districten dikwijls voor elkander niet verstaanbaar zijn en dat is nog minder het geval bij de inlandsche stammen, die de bergdistricten bewonen. De meest opmerkelijke verscheidenheden zijn de dialecten van Pampangas, Zambal, Pangasinan, Ilocos, Cagajan, Camarines, Batanes en Chamorro, die allen aan eene van de beide hoofdtakken ontleend zijn. Maar de talen der onbekeerde Indianen wijken geheel af en hebben weinig verwantschap met elkander. Van de bovenbedoelde bestaan dertig verschillende tongvallen. De verwantschap tusschen en de aard van de Tagalesche en Bisajaansche talen kan men het best opmaken uit eene vergelijking van het «Onze Vader» in elk der beide, met eene woordelijke vertaling daarvan:

1Persoonlijke voornaamwoorden zijn: aco: ik; anim: wij. In het Tagaleesch zijn geene bezittelijke voornaamwoorden; men gebruikt daarvoor den genitivus van de persoonlijke.

2Um, zijn; ungma: gij zijt.

3Ca of ycao, persoonlijk voornaamwoord: gij, volgt altijd op het werkwoord; mo is de genitivus.

4Samba, aanbidden, heiligen; sambahin, de toek. tijd.

5Arao, Zon of dag.

6Tolot, toelaten te ontgaan.


7Dayat, heiligen, loven; de toek. tijd wordt door ipapag weder gegeven.

8Van anchi, bijwoord: hier.

9Van hadi: koning.

10Van uara; vergiffenis.

11Van auai, twisten.


Een woordenboek van de Tagalesche taal werd in 1613 door Pater San Buenaventura uitgegeven en een folio Vocabulario door Fr. Domingo de los Santos, te Sampaloc (Manilla) in 1794. Dit woordenboek bestaat uit ongeveer 11.000 uitdrukkingen; daar ieder woord zoovele beteekenissen heeft, zoo bedraagt het tegenwoordige aantal Tagalesche woorden naauwelijks meer dan 3,500. De voorbeelden van ieders verschillende uitlegging zijn ontelbaar.

Een ander Vocabulario de la Lengua Tagala, door «verscheidene vrome en geleerde personen» nagezien en in orde gebragt door de Jezuïten paters Juan de Noceda en Petro de San Lucar, werd in 1832 te Valladolid uitgegeven. De uitgever zegt hartelijk gewenscht te hebben van de taak ontlast te worden, maar de «blinde gehoorzaamheid» aan zijn’ superieur verschuldigd, dwong hem voort te gaan. «Er kunnen – zegt hij – geene regels gesteld worden voor de juiste grammaticale uitspraak van de taal, van wege de uitzonderingen en de uitzonderingen op die uitzonderingen. De verwarring tusschen bedrijvende en lijdende deelwoorden is een labyrinth, dat men niet kan doorkomen. Er bestaan meer boeken over de taal (artes) – berigt hij – dan over eenige doode of levende taal.» Hij heeft niet minder dan 37 geraadpleegd, waaronder de eerste plaats moet worden toegekend aan den Tagaleschen Demosthenes (pater Francis de San José), aan wiens nasporingen niemand iets goeds kan toevoegen. Hij zegt al de wortels te hebben aangegeven, maar niet hunne vertakkingen, die onmogelijk zijn te volgen. Maar de Vocabulario is zeer gunstig beoordeeld door den «Visitador» als «een adelaar in zijne vlugt» en «eene zon in haren glans». Het mogt drie duizend nieuwe woorden aan dit woordenboek hebben toegevoegd. De uitgever zelf is zedig genoeg en zegt slechts een drup in den Oceaan te hebben gestort. Pater Noceda heeft zich dertig jaren met de bewerking van het boek bezig gehouden, dat in menige hand is geweest; hij wilde geen woord opnemen vóórdat «twaalf Indianen» hem hadden verzekerd dat hij de ware beteekenis had gevonden. Hij wilde niet minder nemen, want was hij van zijn’ regel afgeweken en had hij het aantal verminderd; wie weet, vraagt hij, met welk een gering gezag hij zich tevreden zou hebben gesteld? Het lijdt geen twijfel dat het geheel onmogelijk was volkomen synoniemen te vinden tusschen zoo ongelijke talen als het Castiliaansch en Tagaleesch, en dat de wortel van een woord, waarnaar de uitgever zocht, dikwijls verloren geraakt in de afleidingen, zamenstellingen en toevoegsels, waarvan het omgeven is, zonder een vasten grondslag te hebben. En na dat alles kan men de vraag stellen: Wat is de Tagalesche taal? Die der bergen verschilt veel van die in de dalen; de tongval van den Comingtang wijkt af van die der Tingues.

Het woord Tagala, dat somtijds Tagal, Tagalo of Tagaloc geschreven wordt, is, naar mijne meening, afgeleid van Taga, inlander. Taga Madjajdjay is een inlander van Madjajdjay. Een goede Christen wordt ang manga taga langit, een inlander van den hemel genoemd, en het is eene gewone verwensching, wanneer men tot iemand zegt: «Taga infierno,» hetgeen beteekent: «Gij moest een inlander van de hel zijn.»

De Tagalesche taal is niet gemakkelijk te leeren. Een Spaansch spreekwoord zegt dan men noodig heeft un ano de arte y dos di bahaque: een jaar taalkunde en twee van bahaque. Bahaque is de inlandsche kleeding. De monniken verzekerden mij dat zij verscheidene jaren moesten verblijf houden vóór dat zij in het Tagaleesch konden prediken; en in vele kloosters wordt meestal in de inlandsche tongvallen gesproken, dewijl er weinig gelegenheid bestaat om in het Spaansch te spreken.

De vereeniging van naam- en werkwoorden tot een enkel woord en de moeijelijkheden om de wortels van elk derzelve te bepalen, wordt uit verlegenheid gedaan, daar de armoede aan woorden vele beteekenissen aan dezelfde uitdrukkingen doet geven. Zoo beteekent ayao: genoeg, voorbijgaan van koopwaren, duurte, en is tevens een verwonderingsteeken; baba beteekent: vischhaak, baard, longen, toevallig, afwijking; bobo: een net, smelten, verschrikken, verspillen; alangalang: hoffelijkheid, hoogheid, waardigheid. Van daar dan ook de voortdurende herhalingen van hetzelfde woord. Aboabo: mist; alaala: herinneringen; ngalangala: paleis; galagala: lijm; dilidili: twijfel; hasahasa: een visch.

Zoo wordt een groot aantal Tagalesche woorden gebruikt om een werkwoord in zijn verschillende toepassingen voor te stellen, waarin het moeijelijk is eenigen gemeenen wortel of een schijn van gelijkenis te vinden. Noceda heeft voor het werkwoord geven (dar in het Spaansch) 140 woorden in het Tagaleesch; voor (meter) plaatsen, bestaan 41 vormen; voor (hacer) doen, 126. De stand van de maan wordt door twaalf uitdrukkingen voorgesteld, waarvan in slechts twee het Tagaleesch woord voor maan voorkomt.

Het behoeft bijna niet gezegd te worden, dat eene zoo ruwe taal als de Tagalesche nooit het kanaal voor wetenschappelijke of philosophische kennis kan worden. Toch beweert Mallat dat zij rijk, welluidend, vol uitdrukking is en, zoo zij werd aangemoedigd, spoedig eene letterkunde zou bezitten, waardig naast die van andere Europesche natiën te staan!

Een folio-woordenboek van de Bisajaansche en Spaansche talen, zooals zij op het eiland Panay gesproken worden, is in 1841 te Manilla uitgegeven en geschreven door pater Alonzo de Mentrida. Die voor de Spaansche en Bisajaansche talen, door pater Julian Martin, werd in het volgende jaar uitgegeven.

De letters e, f, r en z ontbreken en de eenige klank, die niet door het Engelsche alphabet wordt aangegeven, is de ng. De Tagalesche Indianen gebruiken de letter p in plaats van de f, die zij niet kunnen uitspreken. Zoo zeggen zij: Paranciso voor Francisco, palso voor falso, pino voor fino enz. De r is geheel onuitspreekbaar voor de Tagalezen. Zij veranderen die in d en maken zich dikwijls belagchelijk door de misvattingen, daaruit ontstaande. De z wordt door de s vervangen, die niet aan den Castiliaanschen klank beantwoordt, welke door het Engelsche th wordt voorgesteld.

In verscheidene provinciën van Spanje intusschen is de Castiliaansche uitspraak van de z niet aangenomen. Er bestaat in het Tagaleesch geen klinker tusschen a en i, zooals in het Spaansch door de letter e.

Bij het onderwijs in het Tagalesche alphabet, wordt het woord yaou, zijnde het aanwijzend voornaamwoord, achter de letter geplaatst, die door den klinker a wordt gevolgd en de letter herhaald, als: Aa yaou (a); baba yaou (b); caca yaou (c); dada yaou (d); gaga yaou (g); haha yaou (h); lala yaou (l); mama yaou (m); nana yaou (n); nganga yaou (ng); papa yaou (p); sasa yaou (s); tata yaou (t); vava yaou; (v). De ng is eene zamenstelling van de Spaansche n met g.

Naamwoorden hebben in het Tagaleesch geene naamvallen, getallen of geslacht. Werkwoorden hebben onbepaalde-, tegenwoordige-, verledene-, toekomende- en gebiedende tijden, maar zij worden niet veranderd door de persoonlijke voornaamwoorden. Onder meer bijzonderheden kan opgemerkt worden, dat geen bedrijvend werkwoord met de letter b kan beginnen. Sommige der tusschenwerpsels, en er zijn er vele in het Tagaleesch, zijn van verschillende geslachten. Hoe leelijk! tot een man gerigt, is: paetog! tot eene vrouw: paetag!»

De Tagalezen gebruiken den tweeden persoon enkelvoud icao of co, wanneer zij onder elkander spreken, maar voegen er het woord po bij, als bewijs van eerbied. Tegenover eene vrouw wordt het woord po weggelaten, maar eene vrouw gebruikt dit woord wel tegenover een’ man. De persoonlijke voornaamwoorden volgen in plaats van de werkwoorden en naamwoorden vooraf te gaan, als napa aco: ik zeg; napa suja: het is goed.

Een kenmerk van de taal is dat het lijdende werkwoord over het algemeen in plaats van het bedrijvende wordt gebruikt. Een Tagalees zal niet zeggen: «Jan bemint Maria,» maar «Maria wordt door Jan bemind.» Fr. de los Santos zegt, dat het netter is het bedrijvende dan het lijdende werkwoord te gebruiken, maar in de godsdienstige boeken, door de monniken uitgegeven, is de gewone schrijfwijze: «Het wordt door God gezegd», «het wordt door Christus geleerd», enz.

Ofschoon het Tagaleesch niet rijk aan woorden is, dewijl dezelfde uitdrukking soms verschillende beteekenissen heeft, bestaat er veel bezwaar in de zamenstelling. Pater Verduga intusschen geeft eene lijst van verscheidene soorten van werkwoorden, met aanwijzingen van de naamwoorden naar de regels van de Europesche taalkunde.

Bij het aannemen van Spaansche woorden vereenvoudigen en verkorten de Tagalezen die dikwijls; bijvoorbeeld voor zapato (schoen) gebruiken zij alleen pato; Lingo voor Domingo; bavay, caballo (paard). Het verkleinwoord van Maria is Mariangui; daarvan Angui, de gewone benaming voor Marie.

In het woordenboek vind ik in de taal slechts 35 monosyllaben, als: a, ab, an, ang, at, ay, ca (met dertien verschillende beteekenissen, als: een getal (1), een persoonlijk voornaamwoord (zij), vier zelfstandige naamwoorden, als: zaak, medgezel, schrik, afgetrokken; een werkwoord: gaan, en de overige bijvoegelijke, bijwoordelijke en andere termen), cay, co, con, cun, di, din, ga, ha, i, in, is, ma (met achttien beteekenissen, waaronder vier zelfstandige naamwoorden, acht werkwoorden en vier bijvoegelijke naamwoorden), man, mi, mo, na, nga, o, oy, pa (met zeven beteekenissen), po, sa, sang, si, sing, ta, ya en yi.

Horologiën zijn zeldzaam onder de Indianen en de tijd wordt niet door de uren van den klok aangeduid, maar door de gewone gebeurtenissen van den dag. De Mas geeft niet minder dan 23 verschillende taalvormen voor de aanduiding van verschillende verdeelingen, de eene langer, de andere korter, van de vierentwintig uren, zooals: duisternis-verdwijning; dageraad-aanbreking; licht-aankomst (magumagana); de zon komt spoedig op (sisilang na ang arao); volle dag (arao na); zon opgekomen; haan-kraaijen; (zon) hoogte van de as; hoogte een speer (van de horizon); middag; zonsondergang; zon opkomt (lung mononna); Ave Maria-tijd; duisternis; donkerheid; kinderslaaptijd; animas geluid; bijna middernacht; middernacht; over middernacht (mababao sa haling gaby). Deze spreekwijze verschilt op onderscheidene plaatsen. Daar het luiden der bellen en het slaan der klokken door de Spanjaarden is ingevoerd, moeten de meeste dezer termen voor dien tijd zijn gebruikt.

Herhalingen van dezelfde lettergreep hebben in de Tagalesche en Bisajaansche talen plaats. Zij zijn niet noodzakelijk aan meervoud onderworpen, maar duiden dikwijls eene reeks of vervolg aan, als lavay lavay, slavernij (voortdurend werk); ingilingil, het gehuil van een’ hond; ngingiyao ngingiyao, het gemaauw van eene kat; cococococan, eene hen, die hare kuikens roept; pocto pocto, oneven, onregelmatig (hiervoor bestaat een Devonshirsch woord scory, dat dezelfde beteekenis heeft); timbon timbon, opeenstapelen; punit punit, lompen; angao angao, een oneindig getal; aling aling, veranderlijk; caval caval, onzeker. Sommige Spaansche woorden worden verdubbeld, ten einde de verwarring met inlandsche uitdrukkingen te vermijden, als dondon voor don. Deze herhalingen zijn een noodzakelijk gevolg van het klein aantal oorspronkelijke woorden.

Hoe opmerkelijk de armoede der taal is, vindt men eene groote verscheidenheid van beteekenissen voor zekere voorwerpen. Rijst bijv., in den bast is palay (Maleisch padi); vóór het overplanten, botobor; wanneer zij begint te ontspruiten buticas; als de aar verschijnt, basag; in een vergevorderden staat, maimota; als zij geheel rijp in de aar is, bongana; als zij door den wind wordt nedergeslagen of onder het gewigt van de aar neerhangt, dajapa; vroege rijst, cavato; brokkel-rijst, lagquitan; slecht gevormd in het graan, popong; gezuiverde maar niet van de bast ontdane rijst, loba; gezuiverde rijst, bigas; bedorven rijst, binlor; grond-rijst, digas; geroosterde rijst, binusa; bloemrijst, binuladac; rijst-pastei, pilipieg; fracasseé-rijst, sinaing; op eene andere wijze gereed gemaakte rijst, soman. Er bestaan niet minder dan 19 woorden voor verscheidenheden van hetzelfde voorwerp. Evenzoo met werkwoorden, als: binden, tali; rondbinden, lingquis; een gordel binden, babat; de handen binden, gapus; iemand den nek binden, tobong; met een strik binden, hasohaso; rond een put binden, baat; een ligchaam opbinden, balacas; aan het eind van eene beurs binden, pogong; op eene mand binden, bilit; twee stokken te zamen binden, pangcol; op eene deur binden, gacot; op een bundel (als van stokken) binden, bigquis; graanschoven opbinden, tangcas; een levend wezen opbinden, niquit; de planken van een’ vloer zamenbinden, gilaguir; een tijdelijk band, bilaguir; verscheidene malen met een knoop rondbinden, balaguil; digtbinden, jaguis; bamboes binden, dalin; een rekening optrekken, pangajla. Van deze 21 werkwoorden is de wortel van bijna geen enkel in een zelfstandig naamwoord te vinden. Voor rijst bestaan niet minder dan 65 woorden in het Bisajaansch; voor bamboe 20.

Er bestaan een aantal namen voor den krokodil. Buaja drukt het denkbeeld uit van zijnen groei uit het ei tot het volwassen dier, als wanneer hij buajang cotoo, een ware krokodil, wordt genoemd. Voor goud heeft men niet minder dan vijftien benamingen, die de verschillende hoedanigheden aanwijzen.

Juan de Noceda geeft 29 woorden aan ter vertaling van mirar (zien); 42 voor meter (zetten); 27 voor menear (bewegen); maar synoniemen vindt men moeijelijk in talen, die geene verwantschap met elkander hebben, vooral wanneer men eenig abstract denkbeeld wil uitdrukken.

In familiebetrekkingen is het geslachtswoord voor broeder colovong; oudere broeder cacang; als er slechts drie zijn, wordt de tweede colovong, de derde bongso genoemd; zijn er meer dan drie, dan heet de tweede sumonor, de derde colovong. Tweelingbroeders noemt men cambal. Anac is de geslachtsnaam voor zoon; een eenige zoon heet bogtong; de eerstgeborene panganai; de jongste bongso; een pleegzoon jnaanac. Magama beteekent vader met zoon; magcunaama vader met pleegzoon; nagpapaama, hij die een ander verkeerdelijk zijn vader noemt; pinanamahan een ten onregte genoemd vader; maanac, vader of moeder van verscheidene kinderen; maganac, vader, moeder en gezin van vele kinderen; caanactilic, de zoons van twee weduwnaars; magca aangenomen broeders.

Eene gewone ironieke uitdrukking is: Catalastasan mo aya a (Hoe erg knap!)

De Indiaansche benaming voor het hoofd van een barrio of dorp, is dato, maar het woord, dat tegenwoordig meer gebruikt wordt is het Castiliaansche cabeza, zoodat de Indiaan over het algemeen deze inlandsche autoriteit cabeza sa balangai noemt. Het Tagalesche woord voor de hoofdplaats van een district is dojo; in het Castiliaansch, cabazera.

Het woord cantar is aangenomen voor kerkmuziek, maar men heeft hiervoor vele van de oude Indiaansche woorden behouden, als: Pinanan umbitanan ang patai: zij zingen den doodzang; dajao: de victorie-zang; hunc het gezang der vogelen. Het geraas van de ghiko-hagedis wordt halotictic genoemd.

Het volgende kan als een staaltje dienen van Tagalesche veellettergrepige woorden:



Ongelijke getallen worden in het Tagaleesch gangsal; gelijke getallen tocol genoemd:



Vele Maleische woorden komen, sommige in hunnen zuiveren, andere in een verbasterden zin, niet alleen in het Tagaleesch en Bisajaansch, maar ook in andere tongvallen van de Philippijnen voor.12 Zoo heeft men: Langit, hemel; puti, wit; mata, oog; vata, steenen; moera, goedkoop en vele anderen. Slechts weinig veranderd zijn: dita voor lina, taal; babi voor babuy, big; hagin (Tagaleesch) en hangin (Bisajaansch) voor angin, wind; masaguit voor sakit, ziek; patay voor mati (Maleisch); mat, dood; nagcasama, in gezelschap; matacut voor takot, vrees; ulan voor udian, regen; en eenige anderen. Het Maleische woord tuan, dat geacht beteekent en gewoonlijk gebruikt wordt om de gehoorzaamheid en den ootmoed te kennen te geven van den spreker aan den aangesproken persoon, wordt door de Tagalezen meestal in een ironieken zin gebruikt. Ay touan co! Een waarlijk achtenswaardig man! «Tuan mij niet» staat gelijk met: «weg met uw onzin.»

De monniken hebben de meeste Castiliaansche woorden van Griekschen en Latijnschen oorsprong ingevoerd voor de belijdenis van de Katholieke eeredienst of de viering van hare godsdienstige ritussen, waarvoor men slechts weinige uitdrukkingen in de oorspronkelijke talen vindt.

Het langdurig bezit van vele gedeelten der Philippijnen door stammen, die het Mohammedanisme belijden, in aanmerking genomen, is het aantal gewone Arabische woorden klein. Ik hoorde salam voor groet; malin, meester; arrac, wijn of geestrijke dranken; arraes voor reis, kapitein. En onder de Muselmannen van Mindanao waren: Islam, koran, rassoel (profeet), bismillah, kitab en andere woorden, onmiddellijk in verband staande met het Islamismus, zeer algemeen.

Het eenige Chineesche woord dat algemeen in gebruik is, is sampan, eene kleine boot; letterlijk beteekent dit woord drie planken.

Vele klanken in het Tagaleesch zijn geheel Engelsch. Toobig is water, en asin, zout, door de Indiaansche bedienden over tafel uitgesproken, trof mij eenigzins; ik kon niet vinden waarin de bedoelde buitensporigheden of de begane zonde lag. De meeste monniken spreken de inlandsche tongvallen vloeijend; zij prediken nooit in eenige andere taal en daar de meesten hunner geheel omgeven zijn door de Indiaansche bevolking, zoodat zij zelden hunne oorspronkelijke spaansche taal spreken, is het niet te verwonderen dat zij van de Indiaansche tongvallen met veel gemak gebruik maken. De meeste bestaande taal- en woordenboeken werden door geestelijken geschreven, om de voortplanting der Christelijke leerstellingen te bevorderen en kleine werken (allen over godsdienstige onderwerpen) zijn tot onderrigt van het volk geschreven. Ik kon niet ontdekken dat zij eenige historische opgaven of traditiën uit de oudheid bevatten.

Hoe meer mijne aandacht tot de studie van de tongvallen in verre landen werd getrokken, zooveel te meer werd ik getroffen door de ongerijmde denkbeelden en theoriën, welke zoo algemeen zijn geworden ten opzigte van de afleiding en verwantschap van talen. De Biscajers houden vol dat hun Euscaarsche tongval de taal voor Adam en Eva in het paradijs en bijgevolg de algemeene taal van den eersten man en de oorsprong van alle andere is geweest. Meer dan een Cimber heeft dezelfde eer voor het Welsh gevorderd, daarbij er op aandringende dat al de dialecten van de wereld van het Cimbersch zijn afgeleid. Maar het zou moeijelijk zijn te bewijzen dat een enkel woord van voor den zondvloed in onze tijden is overgekomen. Verkeer en handel schijnen de eenige kanalen te zijn waardoor elk gedeelte van de taal van elke natie of stam in het woordenboek van eene andere is gekomen. Men zegt dat het woord zak tot de meeste verwarring hebben aanleiding gegeven. Een Fransche schrijver beweert dat het ’t eenige woord is, dat men uit de Babelsche spraakverwarring heeft behouden, ten einde de regten van eigendom in de algemeene anarchie mogten geëerbiedigd blijven. In de lagere getallen van verwijderde tongvallen bestaat vele en zonderlinge verwantschap, hetgeen kan worden toegeschreven aan het vele gebruik, dat men er in handelsaangelegenheden van maakte. Wilden, die geene eigene benamingen voor de hunne hebben, hebben meermalen de hoogere cijfergetallen aangenomen van beschaafde natiën, waarvan het vele gebruik van het woord lac voor 10,000 tot voorbeeld kan dienen. Monster is bij handelsnatiën, met kleine afwijkingen, het bijna algemeen aangenomen woord voor staal; evenzeer de woorden rekening, datum en dergelijke. Hoe vele zeetermen zijn niet van Nederlanders, hoe vele krijgskundige benamingen van Frankrijk, hoevele uitdrukkingen in verband tot spoorwegen, stoomvaart en industrie uit het Engelsch, overgenomen! Het Justiniaansche wetboek heeft al de Europesche talen met volzinnen uit de Romeinsche wet voorzien. Aan de Katholieke missiën kan men in de tongvallen van bekeerde natiën bijna geheel hunne godsdienstige woordenrijkdom toeschrijven. In de gemakkelijke combinatie van de Grieksche taal heeft de wetenschap onschatbare hulpbronnen gevonden. De Engelsche koloniën vergrooten voortdurend den overvloed van het moederland, en er bestaat niet (zoo als in Frankrijk) weêrzin tegen de invoering van nuttige, hoezeer minder noodige, woorden. Bentham plagt te zeggen, dat de zuiverheid van eene taal en de armoede van eene taal bijna synoniem waren.

Onder de blijken van vooruitgang, die zich in onzen tijd voordoen, behoort niet alleen de trapsgewijze vervanging van de lagere door de opkomst van de hoogere menschenrassen, maar is een niet minder merkwaardig feit de verdwijning van ruwe en onvolmaakte tongvallen, die plaats maken voor meer doeltreffende werktuigen van vooruitgang en beschaving, welke men in de talen van geciviliseerde natiën vindt. De pogingen, die men aangewend heeft om de woordenrijkdom van gevorderde kunsten en wetenschappen in talen in te voeren welke nog op een lagen trap van beschaving staan, zijn ongelukkig mislukt. Men kan in barbaarsche tempels geene geschikte plaats vinden om de schoone stukken van het beschaafd genie voor beeldhouwwerk aan te brengen. De ruwe kleederen van de wilden kunnen zoo gemakkelijk niet in het reine werkmanspak van den gegoeden kunstenaar herschapen worden. En toch kan niets meer tot de welvaart van het menschdom toebrengen, dan dat de middelen van mondeling verkeer worden uitgebreid, en dat eenige weinige ver verspreide talen (zoo niet ééne algemeene taal, welker de invoering een ijdele droom mag worden genoemd) in den loop der tijden een doelmatig middel van verkeer voor de geheele wereld worden.

De verzen der Tagalezen tellen twaalf lettergrepen. Zij hebben den Spaanschen klank, maar de woorden worden reeds als rijm beschouwd, als zij slechts met denzelfden klinker of medeklinker eindigen.

De Indiaan kan altijd zijne verzen zingen, als hij ze reciteert, hetgeen trouwens een algemeen aangenomen Aziatische gewoonte is. De San tze King of het drie-lettergrepig gezang, dat meestal als leerboek op de scholen in China wordt gebruikt, zingt men altijd en de versificatie en muziek komen het geheugen hierin natuurlijk te hulp. De muziek van het lied, dat de Tagalezen zingen om kinderen stil te houden, de helehele genaamd, gelijkt, volgens de Mas, op die der Arabieren.13

12.De verhandeling van John Crawfurd in zijn Maleische grammatica.
13.De Engelsche schrijver deelt hierbij als NOTE mede, dat het hoofdstuk, door hem oorspronkelijk geschreven over de taal der Philippijnen, met zoovele andere zijner manuscripten, door de schipbreuk van de Alma in de Roode zee is verloren geraakt, terwijl het nog overgeblevene geheel onleesbaar is. Hij verontschuldigt zich, wanneer hij in zijne opgaven hieromtrent te kort mogt hebben geschoten, daar hem verdere bouwstoffen in Engeland ontbraken.
  Vert.