Loe raamatut: «Specialiteiten», lehekülg 3

Font:

–Ja, de geneeskundige dienst by de marine laat veel te wenschen over, had de heer VAN 'T EEN-OF-ANDER gezegd, na het lezen van FRITSJENS stuk over dit onderwerp. Het stond Ťop poten!ť De oudeheer zou daarvan eens terdege werk maken. Hy was nu in-staat, genegen en bevoegd —Specialiteiten vóór!—die zaak intedyken. Z'n eigen zoon had kiespyn aan boord van 'n oorlogschip. Wat wil men meer?

Lang voor de reorganizatie van den geneeskundigen dienst ter-zee—die uit dit alles niet voortvloeide—lag onze FRITS op de Kommewyne in 'n korjaal te dutten, die hem wiegelde naar 'n plantage waaruit z'n overgrootvader veel suiker, welvaart en welgeslaagde pretensie getrokken had. Uit oude betrekking at en dronk hy daar zeer vergenoegd, en kopieerde 'n paar artikels uit Surinaamsche couranten, over—voor of tegen, dit weet ik niet—over den slavenhandel. Z'n beschouwingen werden afgebroken door taalkundige opmerkingen over 't negerengelsch, en de gemakkelykheid waarmee men zich dat diepzinnig idioom kan eigen maken. Na slechts twee dagen verblijf namelyk wist hy zich met 'n onbeschroomd Ť_mi no sabi_ť4 overal verstaanbaar te maken.

Zoo was dan eindelyk de kwestie over den West-indischen Vryen-Arbeid tot staat van wyzen geraakt! De oudeheer VAN 'T EEN-OF-ANDER voelde zich bevrucht van wysheid, en begon nu duidelyk intezien dat:

Ť_het verschil van rassen_ … de vrygeboren mensEuropeesch overwichtgraadwydte van den menshoekEngelsche huichelarykonkurrentie van den beetwortel … WILBERFORCE … edel pogen … KAĎN … verstoktheid van die andere partybybelsche oorsprong der slaverny … UNCLE TOM …ť

Kortom, hy voelde zich in-staat, genegen en byvoegd—Specialiteiten vóór!—om die zaak allergrondigst te behandelen. Z'n eigen zoon lunchte op 'n plantage aan de Kommewyne, en kon in zuiver negerengelsch verzekeren dat hy iets niet wist. Zou dan de vader niet weten hoe die emancipatiekwestie in elkaar zit? FRITS-zelf had nu 'n footboy met dikke lippen en witte tanden. Zou dan FRITSJENS vader geen verstand hebben van slaverny?

Maar och, 't ging weer als met de indyking van den Simoďs. Lang voor 't slechten of ophoogen der zandlaagjes die de slaverny moesten bedwingen of beschermen—ik verdenk FRITS dat hy, na 't breakfast, brokstukken van tegenvoeters aan elkaar lymde—lang voor de oudeheer gereed was met z'n allerduidelykste uiteenzetting van de zaak, was FRITS te Batavia, waar-i alweer 'n schat van ondervinding opdeed.

In straat Sunda namelyk had 'n zwervende visscher geweigerd zich voor een aan de matrozen geleverd zoodjen ikan kakap te laten betalen met 'n stuk spek en twee verroeste schaatsen. De man was Ťbrutaalť geworden, en daarop door Janmaat geslagen. De arme kadraaier sprong over-boord, en betaalde zich—voor visch en mishandeling niet te duur waarachtig! —met 'n oud wollen hemd dat-i in de vlucht meenam.

Eenige maanden na dit voorval verklaarde zich de oudeheer VAN 'T EEN-OF-ANDER in-staat, genegen en bevoegd—Specialiteiten vóór!—om 't Indisch vraagstuk optelossen. Hy-zelf had nu 'n zoon die perfekt Maleisch verstond. Andjieng belanda! had de vluchtende visscher geroepen. Dit woord stond—met rang van citaat5—in FRITSJENS brief, die van 't voorval melding maakte en 't aanbeval als tekst voor 'n verhandeling over Indische toestanden.

–De jongen is vlug! Pas ruikt hy 'n land, en hy verstaat de taal al!

Alzoo:

Ť_Mensenrecht_ … Nederlandsche beschavingzweet van voorvaderenoogmerken van Voorzienigheid … débouchés voor Enschedésche fabrieken, voor de jeneverstokeryen te Schiedam en andere evangelien_ … handelmaatschappy, konsignatiestelsel, indigo, zeeroof en welmeenendheidheil des vaderlandsverstoktheid van die vervloekte andere partyzeer beminde koningbedrogen raadsleden der kroonen—Specialiteiten vóór!—bevoegdheid

Wel zeker: bevoegdheid! FRITS-zelf immers had 'n Javaan Ť_andjieng belanda_!ť hooren zeggen.

't Is weer te betreuren dat de rykdom van slof in volgende brieven, den ouden heer VAN'T EEN-OF-ANDER onvruchtbaar maakte door overmaat van bevruchting. Pas had hy 'n zaak goed begrepen, of hy werd zoo specialiteitig beziggehouden met het doorgronden van 'n andere, dat hem de tyd ontbrak daarvan iets meetedeelen op de right place. Toch ging er niets verloren. De Natuur is weldadig. Zy zorgde er voor dat het Meesterwoord bewaard bleef in de gemoederen van de onmiddellyke omgeving des edelen EEN-OF-ANDERS! Wat hy niet kon plaatsen by 't Nederlandsche Volk, werd meegedeeld aan den dorpsbarbier, den tuinman, den notaris en de keukenmeid. De heele omtrek werd aldra doorsuld met kennis van Indische zaken, en toen FRITS eindelyk de kraan zyner openbaringen zóó ver openzette, dat er 'n kistjen Ambonsche-bloemenolie, 'n paar potten atjar bamboe, en 'n Ťpauwveeren sigarenkokerť uitspoot, die hy-zelf gemaakt had van bamboe … zie verder in voce: Droogstoppel, Havelaar, hoofdstuk zeventien.

* * * * *

—En nu, papa, nu moet ik je zeggen dat ik genoeg heb van dat zwalken en zwabberen op-zee. 't Is 'n hondebaantje. Ik wil m'n onslag vragen.

Met deze woorden heeft FRITS de mededeeling gestoord van 't gesprek dat we zoo-even afbraken om hem acht jaren tyd te gunnen tot schoolgaan en iets-worden.

–Ga je gang, jongen, zei papa. Om 't geld …

De buik werd tot getuige geroepen.

–En bovendien, waarom zou je tegen je zin varen? Je bent nu toch iets, niet waar?

Wčl zeker! FRITS kreeg z'n ontslag, en was …

Een mens moet iets zyn!

FRITS bekleedde op z'n twee-en-twintigste jaar de zeer gewichtige betrekking van gewezen zee-officier die niet langer zwalken en zwabberen wou.

Maar hy wilde nog meer zyn. Hy maakte zich echtgenoot, vader en, na papa's dood, dykgraaf. Daarna … waarachtig, FRITS wčrd een-en-ander!

En, toen dat een-en-ander hem verveelde, als vroeger 't klein eindje zeeleven dat-i byna niet geleid had, toen hy met voorvaderlyke nederigheid begon te bemerken:

dat hy in-weerwil van z'n iets, nog altyd nagenoeg niemendal was, dat-i de Ťbooienť in den weg liep, dat z'n vrouw hem aanzag voor 'n keukenpiet, dat de tuinluî hem lastig vonden, dat de eerbied van z'n ethnologische kennis van over-zee aan 't verflauwen was, dat mi no sabi en andjieng belanda zeer gewone stop-en scheldwoorden waren geworden, waarmee men geen bakker meer foppen, geen stalknecht meer beleedigen kon, dat het prestige van echtgenoot, vader, grondbezitter, dykgraaf en … een-en-ander, begon te slyten, dat de boeren …

Och! 't was niet uittehouden!

* * * * *

Ť_Van-tyd tot-tyd openbaart zich de behoefte aan specialiteiten op treffende wys. Het vaderland dat op al de krachten zyner kinderen een heilig recht heeft … nogeens: 't vaderland … de ontzaggelyke voorvaderen … geliefd vorstenhuis … de kiezers … de grondwet … de onschendbaarheid des konings … donkere wolken aan den horizon … hoogstopmerkelyke, alle grenzen te-buitengaande, nooit_-dagewesene, byzonder-afschuwelyke, eigenaardig-duivelsche, alle goddelyke en menschelyke wetten met voeten trappende, maar au fond door ongeëvenaarde domheid volkomen onschadelyke en slechts belachelyke of deerniswaarde, gemeene ŕndere krant … juist oogenblik voor alle welgezinden … God en Oranje … vuige belagers van volkswelvaart … zeeleeuwen … worstelstryd … mannen die vaststaan in de uren des gevaars … vertrouwen zyner medeburgers … zeer geacht in 't distrikt welks belangen hy—met edele miskenning altyd der rechten van alle andere kiesdistrikten—alleronpartydigst zal voorstaan … de zoon van een geachten vader die dykgraaf was, en een-en-ander … kleinzoon van 'n gewezen-oud-garde-noble … hoop dat hy zich de keuze zyner medeburgers zal laten welgevallen … dóór-en-door-kundig, fatsoenlyk, doorkneed in alles en een-en-ander … toewyding aan de zaak des dierbaren Vaderlands … verregaande, het fabelachtige voorbystrevende, niet zelden in krankzinnige offerzucht overslaande onbaatzuchtigheid … right man … right place … en vooral de behoefte aan een deskundige in de volksvertegenwoordiging, by de behandeling der zoo vaak en voortdurend verwaarloosde marinezaken

FRITSJE krygt meer stemmen dan er ooit onverstaan wegstierven in de woestyn die maatschappy heet.

FRITS—'n mens moet iets zyn, gelyk z'n zalige vader de dykgraaf baron VAN 'T EEN-OF-ANDER zoo wčl gezegd had—FRITS is iets!

Het bloed der besjeshuizen kruipt waar 't niet wandelen kan: onze FRITSJEN is iets!

Neen—allen goeien geesten van dooie oud-gewezen garde-noble's in 'n besjeshuis, lof en dank!—FRITS is zelfs méér dan iets!

Hy die zoo kort geleden nog niets, niets, volstrekt niemendal zou geweest zyn, indien hy niet gewezen zee-officier geweest was, die niet langer zwalken en zwabberen wou …

Hy werd op eenmaal: de gids der gidsen, de voorlichter der voorlichters van de natie, de tooveres, de Pythonisse, de Apollo van Endor, Dodena en Delfi, de Jupiter-Ammon van Opper-Egypte, de Velleda van 't Haagsche Binnenhof—met vergunning de uniform te mogen dragen van de korpsen waartoe al die dames en heeren behoord hebben—de hoofd-réverbčre op de vuurbaak van 's lands welvaart, de Noordster waarop de hulk van 't zinkend Vaderland den vermoeiden steven richt, en … nog een-en-ander.

FRITSJEN, is als right man on the right place, SPECIALITEIT in de Tweede Kamer!

En zeg nu eens, als ge durft, dat de wegen die Nederland betreedt, niet goed geveegd worden, en dat de Hollandsche broodjes van Staat oneetbaar zyn!

V—MV

Deze duizend-en-één hoofdstukken worden door den uitgever gesupprimeerd, omdat ze niets behelzen dan vervelende varianten van Fritsjens geschiedenis, met verandering slechts van naam en beroep. We hebben hier te-doen met Fransje die in kavallerie deed, en Cornelis die in-dienst was geweest by de straatslypery. Lukas wordt ter behartiging van 's Lands belang opgeroepen omdat hy verstand heeft van kousenweven, en Steven geniet de eer in hoedanigheid van industrieel-windmolenaar. Kareltje komt op 't kussen om z'n verdiensten als Indisch parvenu … enz. enz.

Nadat de hoofdspecialiteiten door den schryver onder dak zyn gebracht, gaat hy over tot de onderdeelen. We krygen speciaal-Fritsjens van groote vaart en kleine vaart, van stoom-kust-oceaan-rivier-en trekvaart, van kanonneer-glad-driedeks-monitor-en modder-marine, verdeeld in zooveel deelen als de deelbaarheid van den modder, enz. maar eenigszins toelaat, altemaal specialiteiten. Daarop volgden Cornelissen van hoofdstraten en bywegen, van stoepen, trottoirs, stegen, achterbuurten en cul-de-sac's. Fransjens van lichte, zware en middelbare kavallerie, tot en met huurkoetsiers, palfreniers, stalknechts en ezelmelkers … altemaal specialiteiten. We worden voorts onthaald op industrieelen die kousen weven voor heeren en voor dames, voor negers en negerinnen, kousen met en zonder klinken, Japansche kousen met duimen, kousen zonder naad, kinderkousjes, sokken en slaapmutsen in alle mogelyke sorteeringen. Op Lukassen die graan malen, Lukassen die hout zagen, Lukassen die niets malen, en zelfs den wind verwaarloozen waarmee ze niets malen. Daarop volgen de Lukassen van Noordewind, van Zuid- westewind, van N.N.O. t. N. 1/2 Oostewind … kortom, zooveel Lukassen als er stralen schieten uit het middelpunt van de kompasroos. Het spreekt vanzelf dat de Indische fortuin-industrieelen worden onderverdeeld in koffi-suiker-thee-indigo-tabak-en kaneel-parvenus. In-binnenlandsche-buitenpost-en hoofdplaats-parvenus. In juridische, administratieve, militaire en civiele parvenus. In vryarbeids-en kultuurkontrakt-parvenus. In rystopkoop-parvenus. In toko parvenus. In Maleische, Soendahsche, Javaansche, Battaksche Dajaksche, Alfoersche, en Papoeaparvenus … altemaal specialiteiten van specialiteiten, en daarvan de zeer byzonder uitgeknipte onder-specialiteiten.

Indien er voor het weglaten van al deze smakelooze hoofdstukken verschooning noodig waren, zou er ruimschoots te vinden zyn in des schryvers blykbare onkunde, daar hy niet eenmaal schynt te weten dat er in onze Tweede Kamer voor zooveel specialiteiten geen plaats is, een blunder die hem eens-voor-al onbevoegd maakt tot

MVI

Nu, als de uitgever die hoofdstukken niet wil laten drukken … my wel! Ik heb den lezer in-staat gesteld ze zelf te schryven, en noodig hem daartoe uit.

Maar eilieve, zou er in onze Tweede-Kamer inderdaad geen plaats zyn voor al die kinderen der heeren VAN 'T EEN-OF-ANDER en myner fantazie? Is dit waar?

Zeker! Duizend-en-één individuen kunnen niet geplaatst worden op slechts zeventig orakel-drievoeten.6

Welk nut doet dan de enkele dien men daar wčl plaats geven kan?

Heeft de specialiteit meer dan één stem?

Neen!

't Is toch jammer dat het balletje waarmee hy voteert, geen grein zwaarder weegt dan 't kogeltje van z'n buurman die Ťzich niet zoo heel in 't byzonder heeft toegelegdť op de zaak die aan de orde is. De specialiteit-fabriekheer, al weefde hy nooit iets anders dan slaapmutsen, stemt in marinezaken even onbeschroomd en met gelyken invloed op den uitslag, als de marine-specialiteit over kwestien van industrie, handel of landbouw. Navita de tauris, de ventis narrat arator. De Latynsche spreukspreker was in de war, zooals men ziet, en 't was hoog tyd hem te korrigeeren. Gelyk we doen by dezen.

Zeventig uitverkorenen zullen 't land gelukkig maken. Daartoe is 't wčl behandelen van elke voorkomende aangelegenheid noodig. Die aangelegenheid behoort altyd tot zeker vak, tot zeker onderdeel van menselyke kennis of kunde. In de vergadering bevindt zich 'n individu die in zoodanig vak gediletteerd heeft. Hy moet het weten. Maar … welk nut trekt dan 't vaderland van de andere negen-en-zestig? Zyn ze niet, wel beschouwd, nogal overtollig of zelfs schadelyk? Is 't niet te vreezen dat ze ňnspecialiteitig mee-narreerende over winden en koeien—mee-stemmende wat erger is!—den dilettant-specialist zullen óvernarreeren, óverstemmen?

Komaan, ik wil goedig zyn, en al de valsche specialiteiten die m'n uitgever zoo boosaardig supprimeerde, verheffen tot wáre specialiteiten, tot inderdaad kundige, in hun speciaal vak door-en-door bedreven personen … dan zelfs, en dan juist, vraag ik of zy in de volksvertegen- woordiging on their right places zyn?

Ik geloof het niet.

Een goed militair zeeman die tevens de bosse heeft van bevelvoeren en organizeeren, behoort als right man aan 't hoofd van de vloot, en alléén te staan. Men mŕg zoo'n schat niet bederven, door hem amalgameerend wegtestoppen onder zeventig. Tegen zoo'n alliage is 't edelste goud niet bestand.

De Tweede-Kamer is immers geen kudde wyfjesschapen, waarvan men 't ras verbeteren kan, door 't aankoopen van 'n Thibetbok of Merino?

En zoo'n ingevoerde hamel mag nog 'n flinken bel aan den hals dragen, terwyl de Kammerras-verbeteraar by elke poging tot uitvoering van z'n speciaal mandaat, heel beleefd verschooning en permissie moet vragen aan 't geacht schaap uit een of ander kiesdistrikt, dat hy moeder wil maken van wat kunde.

Die laatste zinsnede is minder scherp dan men meent. Het gebeurt meer dat men den naam dien ik geef aan 'n bestaande zaak, aanstootelyk vindt, terwyl ik beweer dat de aanstoot behoorde gegeven te zyn door de zaak-zelf, die vaak ruwer verwyt meebrengt dan myn woorden. De niet-specialiteiten zien voorby dat zyzelf begonnen zich tot nullen te maken door waarde te hechten aan de meeningen der onnoozele FRITSJEN.

En ook wanneer de speciale kennis van 'n lid inderdaad boven zoo'n armzalig dilettantisme verheven is, volgen er uit de verkeerde toepassing van 't right place-stelsel, allerlei ongerymdheden. Het drukken op de byzondere bevoegdheid van den één immers, sluit de betrekkelyke—soms volsterkte—onbevoegdheid der anderen in zich. De splitsing der intellektueele waardigheid van 'n vergadering, in zooveel onderdeelen als er speciale vakken in die vergadering vertegenwoordigd worden, brengt hare waarde terug tot de opgetelde cyfers der individueele intelligentien die men tot 'n som vereenigen wilde, een poging altoos, waartegen de ongelyksoortigheid der deelen zich logisch—en dus triumfantelyk—verzet.

Gegeven: 'n schaakspeler, 'n kannibaal, 'n schaatsryder en 'n hansworst, die zich vereenigen om viribus unitis iets beters te leveren, dan aan elk hunner in 't byzonder mogelyk was. Meent men dat die Tweede-Kamer van vier leden, beter dan de schaakspecialiteit alleen, 'n nieuwe gambit-kombinatie zal tegenspelen? Dat ze meer personen zal verslinden dan het tweede lid orberen zou wanneer-i zich in eenzaamheid aan z'n vak van menseneten kon toewyden? Dat die leden 't met hun vieren zouden winnen van nummer drie, in 'n kunstig beentjen-over? Dat ze ons hartelyker zouden doen lachen dan de laatste, overgelaten aan z'n invidueele vis comica?

Ik vergis me. De komieke specialiteit moet te-kort-schieten by den kollektieven indruk dien-i maken zou cum sociis!

En meer ongerymdheden! A is bekwaam in zeker vak, en erlangt daarom en als zóódanig 'n plaats in de Volksvertegenwoordiging. Maar, ook vele anderen zyn in dat vak bekwaam, en hebben dezelfde aanspraken al hy. Sommigen zelfs staan als specialiteit hooger aangeschreven in de meening hunner kollegaas die hierover, als zeer speciale specialiteiten immers, het best kunnen oordeelen. Waarom moeten nu al die anderen—z'n erkende meerderen misschien—zwygen waar A spreekt? Waarom geldt hůn stem niet, en wel de stem van A? Ligt er niet iets onbillyks in, één persoon voor officieel-wys te verklaren, en zooveel anderen buiten-te-sluiten, die met gelyk of grooter succes dan hy, het vak beoefenden waarin hem door z'n verkiezing 't meesterdiploom by-uitnemendheid wordt uitgereikt?

We hebben … oorlog—schrik niet, lezer, ik fantazeer—we hebben oorlog met Engeland. De oorzaak ligt in de haringvisschery. Waarom nu één haring-specialiteit in de Kamer? Heel Vlaardingen moet er in. Al wat haring vangt, kaakt, zout, eet, koopt, verkoopt en kuipt.

De scholen—schrik weer niet, lezer, ik ga voort met fantazeeren7—de scholen deugen niet. Waarom nu één schoolman in de volksvertegenwoordiging? Is er waarlyk behoefte aan speciale voorlichters op die plaats, dan hoe-meer voorlichting, hoe-meer specialiteit, hoe-beter. Roep dan elken professor binnen, elken magister, elken geleerde, elken msjeu, elken sekondant, elken schooljongen zelfs …

Meent men dat het de moeite niet loonen zou, aan kinderen te vragen wat er aan 't onderwys ontbreekt?

Men bemerkt dat de renommee van 't fabriekmerk der brave Hollandsche boter aan 't dalen is. Alweer fantazie, schrik dus nog niet. De beschreven vaders voelen 'n leegte. Ze betrappen zich op gebrek aan verstand van boter. Het bedreigd voorwerp, schuldig dan of miskend, moet in z'n rang hersteld, ne quid detrimenti … enz. Spoedig 'n boterman! Daar is-i. X heeft verstand van de zaak. Zeer wel. Maar … al de anderen die Ťin boter doen?ť Al de anderen die 't in de vervalsching van dat artikel nog verder brachten dan hy? Waarom niet ook hůn 'n kussen aangeboden? Met 'n plaatsje er by, om er op te zitten, tenzy ze—wat ik niet ongepast vinden zou—daartoe hun botertonnetjes meebrengen, de dingen immers waaraan ze de aanspraak op die kussens te danken hebben.

Indië gaat verloren—er is geen woord van waar, schrik dus nog altyd niet, ik stel maar iets8—Indië is in de war … vry-arbeid … kultuurstelsel … algemeene ontevredenheid … ministerieele krises zonder eind … aardbevingen … overstroomingen … echt-liberale meerderheid … allerlei ongelukken. Alzoo Specialiteiten voor!

Daar zyn ze. A kan kassi api zeggen. Hy is dus 'n halve Maleier, en the right man. Maar … B heeft het gebracht tot 'n Soendahsch tjokal sonoh, en C tot 'n ongestameld Javaansch djalook gni.

Is 't nu niet hard voor die twee laatste letters, dat ze A moeten zien plaats nemen in den tempel, terwyl zy worden buitengesloten, zy en 't heele alfabet van de velen die 't nňg verder brachten in speciaal-kennis van Indie? Moest niet eigenlyk ook de kat worden binnengeroepen van de naaister der juffrouw wier grootmama's buurman eens zoo specialiteitig droomde van iemand die op 'n printjen 't portret had gezien van 'n doodgeboren wicht dat er misschien eenmaal aan gedacht zou hebben hoe sommigen naar Indie kunnen gaan … als 't geleefd had?

Dat ik in die duizend gesmoorde hoofdstukken me vergiste in de lokaal-kapaciteit van de Kamer, kan waar zyn. Maar 't blyft even waar dat dit jammer moet worden gevonden door ieder die meent dat zoo'n vergadering, om aan hare roeping te voldoen, behoefte heeft aan Specialiteiten.

En … nog meer ongerymdheid, nog meer schade, nog meer leugen!

Wie in haringzaken de behoefte aan 'n specialiteit staande-houdt, en niet genegen is heel Vlaardingen binnen te roepen, behoort uit de Vlaardingers 'n keus te doen. Wie worden nu met deze keus belast? Experts? Zaakkundigen? Geenszins. De specialiteit wordt uitgekozen door niet-specialiteiten, de bevoegdheid wordt beoordeeld door niet-bevoegden, door kiezers.

Zy die zich in de volksvertegenwoordiging doen voorlichten door vakmannen, vergeten gewoonlyk dat het niet altyd de sommiteiten in zoodanig vak zyn, die door leeken worden waardig gekeurd de algemeene zaak voortestaan. En, dat bovendien juist zy die 'n vak met hart en ziel beoefenen, en 't daarin brachten tot iets uitstekends, den minsten lust voelen hun persoonlykheid, die 'n zeer speciale waarde heeft in gemeenschap van goederen uittehuwen aan 'n vergadering, welke gemiddelder waarde altyd beneden die van 'n middelmatig individu staat. Dit laatste meen ik in m'n IDEE 9 overtuigend te hebben aangetoond.

Dat nu zoodanig uitstekend individu ook wat plicht en roeping aangaat, zich niet zoo onwaardig mag laten gebruiken, valt my in het oog. Maar aan sommige anderen schynt deze waarheid niet zoo duidelyk, en daarom zal ik trachten haar optehelderen door de veronderstelde uitstekendheid by benadering te schatten in geldswaarde of maatschappelyke pozitie. Stellen wy dat er wryving van gevoelen bestaat over Geneeskundige-dienst. Hygične, enz. en dat men alzoo in de Kamer ernstige debatten over die onderwerpen te-gemoet ziet. By vakaturen wordt gewezen op de Ťjuist thans zoo diep gevoelde behoefte aan 'n specialiteit.ť De kiezers zien dit in. Er is'n geneesheer noodig. Geen heil buiten de medicynen alzoo. Een koninkryk voor 'n dokter!

Welken dokter moet men nu kiezen?

Den bekwaamsten, denk ik.

Wie beoordeelt die bekwaamheid?

Iedereen! Maar … niet iedereen kan dit beoordeelen met grond.

Men gaat te-werk naar den roep die er van 'n geneesheer uitgaat, Wie veel praktyk heeft, is bekwaam. De geneesheer zonder praktyk, is niet bekwaam. Dat dit kriterium hoogst-onzuiver is, doet niet ter-zake. Men heeft geen ander. En bovendien, 't mag niet gewraakt worden in kiezerszaken, daar zoodanige zeer inkorrekte waardeering berust op 't zelfde beginsel waarmee de heele kiezery staat of valt, op: meerderheid van stemmen.

De te kiezen specialiteit behoort dus iemand van naam te zyn, niet waar? Een dokter die door velen voor bekwaam gehouden wordt?

Vraag eens aan geneesheeren die tot deze kategorie behooren, of zy hun ryke praktyk gelieven optegeven voor de nogal twyfelachtige eer van 't lidmaatschap der Tweede-Kamer? En ook zonder te spreken van 't geldelyk verlies, het zou al zeer weinig getuigen van liefde voor de wetenschap, indien zy zich op die wyze door 'n kiezersgril lieten aftrekken van 'n beroep dat den welgezinden onder hen, roeping is.

De zeer voorname geneesheer bedankt alzoo. De iets minder voorname —tweepaardig nog altyd!—bedankt ook. De karbriolet bedankt. De chais bedankt. Ach, de goeie lieve arme Tweede-Kamer moet zich behelpen met deze of gene godheid van lagere orde en te-voet, die haar gebruikt om zoo mogelyk langs chais, karbriolet en koets opteklimmen tot wat renommee en praktyk. ŤM'n zieken zyn wat schaars, zoo redeneert de half- verongelukte, doch als ik 'n deftig M.P. achter m'n naam zet, zullen de patienten wel komen opdagen.ť Daar ziet men dan 't specialiteiten-beginsel op z'n kop staan. Niet de geneesheer als zoodanig nuttig in de Kamer, maar 't kamerlid zit als volksvertegenwoordigende specialiteit voor 't ziekbed. Hy licht z'n zeventig kollegaas niet voor met geneeskundige kennis, maar voelt met ambtelyker deftigheid dan vroeger, den pols zyner zieken. Z'n redevoeringen imponeeren de geachte leden niet, al rieken ze naar de school—en dit moet, want met dat doel is-i daar—maar wel maakt hy op z'n patienten hoogmogender indruk dan in de dagen van z'n kamerloosheid. In 't Parlement daalde hy, zonder baat voor iemand, van eenheid af tot 'n zeventigste deel. Met zeventigvoudige waardigheid daarentegen wreekt hy zich op z'n andere lyders … die ook niet genezen, al zyn ze 'r nóg zoo groots op één dokter te hebben met het vaderland.

Laat ons aannemen dat de voor bekwaam gehoudene inderdaad in kennis zoo hoog staat als z'n inkomen schynt aantewyzen, en tevens dat-i vervuld is van liefde voor de algemeene zaak, zóó zelfs dat hy des-noods bereid wezen zou van die hoogere inkomsten afstand te doen, om tennutte des Volks bezig te zyn. Hoe behoort in zoodanig geval deze specialiteit te redeneeren?

ŤEr is in onze Volksvertegenwoordiging debat op-handen over Hygiéne, Geneeskundige-dienst, Akademisch onderwys in de fakulteit der medicynen, enz. enz. Ik heb my op die zaken toegelegd, en vermeen —liever: en ben overtuigd—in-staat te wezen over dat alles inlichtingen te geven die van nut kunnen zyn voor de beraadslagingen. Men biedt my 'n plaats in de Kamer aan. Is 't nu, in het belang der zaak, m'n plicht die betrekking aantenemen? Wordt de door my verkregen kennis het voordeeligst aangewend in of buiten die kamer? Dŕt is de vraag?

Ik beweer dat de bekwame specialist, na zich deze vraag ernstig te hebben voorgelegd, geen annihileerd lidmaatschap aannemen mŕg. Hy mŕg 'n kennis niet versplinteren. Hy mŕg het deel der wetenschap, waarover hy te beschikken heeft, niet onderwerpen aan reglementen van orde, aan konventioneele parlements-usantien, aan wanbegrippen over party-plicht. Hy mŕg de religie van z'n vak niet blootstellen aan de schande van 'n stryd met onkundigen, waaronder er zyn die op toevallig ambtgenootschap het recht gronden van onbeschaamdheid. Hy mŕg dit niet, en … 't geschiedt ook niet! Want … wie inderdaad als specialiteit bekwaam is, bedankt. Hy komt, na de vragen die hy zich—altyd in 't belang der zaak —voorlegde, tot de slotsom dat-i z'n talenten, z'n kennis en z'n bekwaamheid het voordeeligst aanwendt door het individueel verkondigen van wat hy ter-zake dienstig oordeelt. Hy biedt de vruchten van z'n arbeid aan volk en vertegenwoordiging beide, en wacht …

Wyst men daarop z'n slotsommen af? Mislukt hem 't gepoogd overplanten zyner denkbeelden? Welnu, dan juist blijkt hem dat hy zichzelf, z'n arbeid, en z'n ŤPubliekť—in en buiten de Kamer—goed beoordeeld heeft. De specialist die, ongestoord arbeidende met al de kracht eener alleenstaande individualiteit, geen bres beukte in den dikken muur van algemeene onkunde, zou waarlyk dien muur niet hebben omgeworpen, indien hy de kracht van z'n geest had verwaterd door oplossing in een onevenredig-groot aantal deelen … ŕnderen geest.

Dit laatste beeld is weer onjuist, en te flauw voor de zaak die ik daarmee wil kenschetsen. De invloed namelyk van den specialist wordt niet alleen verzwakt en verlamd door z'n opgaan in een groot heterogeen geheel, maar die invloed wordt door tegenwerking vernietigd, of althans dit kŕn 't geval zyn. De mogelykheid bestaat dat 'n nuttige waarheid die kans had op bevruchtend doordringen, voor langen tyd verloren gaat, ňf omdat zy 'n lid der Volksvertegenwoordiging tot ontdekker had, ňf omdat ze in die Vertegenwoordiging werd verkondigd. En hierop doelde ik eenige bladzyden geleden, toen ik klaagde: nog meer schade, nog meer leugen! Dat immers het smoren van waarheid, leugen in de hand werkt, zal wel betoog behoeven.

Ik verdedig van 't nu volgend voorbeeld alleen de strekking, en geenszins de zeer willekeurig gekozen stelling.

Een geneesheer, inderdaad sommiteit in de wetenschap, heeft zich laten verschalken. Hy verlaat zieken en studeercel, en neemt zitting in de Kamer. Na moeilijke inspanning en veel speciale studie, is hy in het bezit geraakt van een of meer der volgende—door my slechts voor 'n oogenblik als zoodanig aangenomen—waarheden:

dat de volksvoeding slecht is, dat de kazerneering van de militairen veel te wenschen overlaat, dat de hospitalen niet deugen, dat de vaccine nadeelig werkt op de gezondheid, dat er fouten zyn in de wettelyke regeling der prostitutie, of wel dat de heele wettelyke regeling op dat stuk 'n fout is, enz. enz.

Hy was op 't punt de rezultaten zyner wetenschap en ervaring neerteleggen in 'n uitgebreid werk. Daar komt men hem storen met z'n verkiezing. Nu behoorde hy te antwoorden: Ťlieve mensen, ik heb waarlyk geen tyd voor zulke dingen, voorziet u elders!ť Maar we stelden reeds dat het verschalken ditmaal gelukt. Zelfs de goede HOMERUS slaapt nu-en-dan. Onze voorlichter laat zich dus de Ťkeuze zyner medeburgers—waaronder geen enkele is, dien hy 't geringste stemrecht zou toekennen in zyn onderzoekingen!—welgevallen.ť Verkeerd redeneerende, hoopt hy z'n verkregen kennis aantewenden in dien nieuwen werkkring.

Maar … die werkkring omvat ook andere zaken dan waarmee hy zich zoo religieus bezighield. Men tracht hem te werven voor—of tegen —tariefsherziening, vry-arbeid, kadaster-revisie, schoolwet, afschaffing tienden, pantser-fregatten, linie-verdediging, kieswet- verandering, enz. enz. Onze arme geleerde voelt dat hy in 'n maalstroom geraakt is, waarby hy de vruchten zyner korrekt-wetenschappelyke nasporingen niet plaatsen kan. Z'n nieuwe omgeving waardeert z'n vorigen arbeid niet. Het is haar niet om waarheid te doen, maar om 'n stem.

Dit is hem wel 'n groote teleurstelling, maar … och, onze naďve onderzoeker beleefde niet geheel ongeschonden de laatste twintig, dertig jaren. De modewoorden, Ťbehoud, liberalisme, reaktie, verblinding der tegenparty—die 't altyd glad mis heeft—ministerieele krizis, periodieke ňndergangen van 't vaderlandť enz. drongen tot z'n studeervertrek door. Wel stuitten hem vroeger, als ruwe vloeken den vrome, al die vage uitdrukkingen, hem die de godsdienst van 't exakte bekleed, maar men is nooit straffeloos 'n kind van z'n tyd. Hy wyst al die Kamerpraatjes niet af met de minachting die ze verdienen, en die dan ook werkelyk gevoeld wordt door den zeer enkele die trouw bleef of aan gezond verstand, ňf aan de vak-religie waardoor by sommigen zoo eigenaardig de rol van 't geweten vervuld wordt. Maar dit zyn uitzonderingen.

4.ŤIk weet het niet.ť
5.Een citaat is het, en wel 'n historisch. Ť_Ietoe andjieng belanda bakkelahi sama tahi_!ť riepen de Jakartanen. By eigen ervaring weet ik dat de in dat verwyt gekenschetste nationale hebbelykheid nog altyd in volle kracht is blyven bestaan.
6.Er zyn er nu 'n dozyn meer, maar gemakshalve zal ik ze septuaginters blyven noemen. ŤElf-en-dertigersť zou ook 'n goede benaming zyn.
7.Noot van 1878, Tot m'n verdriet voel ik me genoodzaakt deze bemoedigende premisse intetrekken. Gedurende de zes, zeven jaren die er sedert het schryven van dit werk verliepen, ben ik door nauwkeurig achtslaan op de verschynselen en ingespannen nadenken tot de overtuiging gekomen, dat onze scholen—lage, middelbare en hoogere—inderdaad slecht zyn. De pas verschenen Onderwyswet—'n hoogst onvryzinnig-liberalistisch prul—zal de kroon zetten op 't spelletje van bederf, dat sedert jaren door ministers van allerlei wankleur, geholpen door kamerleden van gelyk allooi—liefst Specialiteiten!—in den Haag gespeeld werd.
8.Noot van 1878. Slechts zeer onopmerkzame lezers zullen deze bemoediging voor iets anders dan ironie hebben gehouden. Als zoodanig slechts behoeft ze dan ook niet te worden ingetrokken. De toestand in Indië is erbarmelijk. De zaken gaan er zoo hard achteruit als 'n Fransche maarschalk loopen kan.