Tasuta

De koraal-eilanden: fragment uit het dagboek van een natuuronderzoeker

Tekst
iOSAndroidWindows Phone
Kuhu peaksime rakenduse lingi saatma?
Ärge sulgege akent, kuni olete sisestanud mobiilseadmesse saadetud koodi
Proovi uuestiLink saadetud

Autoriõiguse omaniku taotlusel ei saa seda raamatut failina alla laadida.

Sellegipoolest saate seda raamatut lugeda meie mobiilirakendusest (isegi ilma internetiühenduseta) ja LitResi veebielehel.

Märgi loetuks
Šrift:Väiksem АаSuurem Aa

De lijst der landdieren is nog beknopter dan die der planten. Met een verongelukt schip van Mauritius zijn eenige ratten aangevoerd; de eenige landvogels zijn een snip en een riethoen; de steltloopers zijn, na de zwempootigen, de voornaamste en eerste bewoners dezer afgelegen streken.

Van kruipende dieren heb ik er geen andere gevonden, dan een kleine hagedis; en met uitzondering van de spinnen, die hier in menigte voorkomen, heb ik slechts dertien soorten van insekten kunnen vinden, waaronder een kever; eindelijk huist nog, onder afzonderlijke blokken koraal, eene kleine mierensoort. Maar wanneer wij van deze onvruchtbare aarde onze oogen naar de zee wenden, vinden wij daar een overvloed van leven. Het is bijna onbegrijpelijk welk een oneindig aantal organische wezens de tropische zeeën bevolken; prachtige hemelsblauwe visschen, in duizenderlei kleurschakeeringen, spelen in de kreken en de grotten, en verscheidene zoophyten zijn verwonderlijk schoon van kleur.

De lange en smalle strooken, waaruit deze eilandjes bestaan, zijn juist zoo hoog boven het gewone peil verheven, dat de branding koraalfragmenten op de kust kan werpen, en de wind daar kalkachtig zand kan ophoopen. Een breede en stevige koraalbank beschut den buitenoever en breekt de eerste kracht der golven, die anders welhaast deze riffen en klippen, met al wat zij voortbrengen, zouden vernielen en verzwelgen. De oceaan en het vasteland schijnen hier elkander de heerschappij te betwisten; breidt het land ook langzamerhand zijn gebied uit, dan handhaven toch de bewoners der wateren nog zoo lang mogelijk hunne oude rechten. Overal ziet ge verschillende soorten van krabben, die op haar rug de schelpen vervoeren, aan het naburige strand ontroofd; tallooze zeezwaluwen, stormvogels, meeuwen, zien u met hunne domme en toornige oogen aan, zwieren door de lucht, zitten in dichte drommen op de takken der boomen, verontreinigen de bosschen met hunne vuile nesten. Onder al deze gevleugelde luchtbewoners heb ik er maar een gevonden, die inderdaad schoon was te noemen: eene kleine bevallige zeezwaluw, sneeuwwit van kleur. Met haar schitterend zwart oog u geestig aanziende, fladdert zij zachtkens voort, steeds in uwe nabijheid; en onder dit bevallige, teedere omhulsel, zoudt ge bijna wanen eene vriendelijke, aetherische sylphide te zien, die u overal volgt en gadeslaat.

Zondag 3 April. – Na afloop van den dienst, ging ik met den kapitein Fitz-Roy naar het etablissement, op de uiterste punt van een geheel met hooge kokospalmen begroeid eilandje; kapitein Ross en de heer Lisk wonen hier in een soort van loods, aan de beide einden open, en ter zijde bekleed met matten, uit boomschors gevlochten. De woningen der Maleiers staan aan den oever der lagune; het geheel ziet er akelig en treurig genoeg uit: nergens een tuintje of bebouwd plekje grond. Al de inlanders spreken dezelfde taal en hooren thuis in den indischen archipel; zij zijn afkomstig van Borneo, van Celebes, van Java en Sumatra. Hunne gelaatstrekken, hunne kleur vooral, gelijken op die der bewoners van Taïti; sommige vrouwen naderen meer tot de chineesche type. Deze lieden schijnen zeer arm; in de woningen ziet ge vergeefs naar meubelen om; maar de welgedane kinderen schijnen te pleiten voor de voedzame kracht van kokosnoten en schildpadvleesch.

Op datzelfde eiland bevinden zich de putten, waaruit de schepen het benoodigde drinkwater halen. Op het eerste gezicht schijnt het vreemd, dat het water in deze putten rijst en daalt met ebbe en vloed. Men heeft beweerd, dat de putten met zeewater waren gevuld, dat door het zand gefiltreerd en van de zoutdeelen gezuiverd werd. Ditzelfde verschijnsel vindt men ook op sommige lage eilanden in West-Indië. Het saamgeperste zand of het poreuse koraal slurpen het zoute water op, even als een spons; de regen, die op de oppervlakte valt, daalt natuurlijk tot het peil der omringende zee, daarbij eene gelijke massa van zout water verplaatsende. Dit laatste rijst of daalt met het getij; de bovenste laag van zoet water volgt die beweging, en wanneer de massa genoegzame dichtheid heeft, grijpt er geene vermenging van de beide wateren plaats. Overal waar de bodem uit groote losse brokken bestaat, is de toestand anders: graaft men daar een put, dan vindt men brak water.