Dood en een hond

Tekst
Loe katkendit
Märgi loetuks
Kuidas lugeda raamatut pärast ostmist
Šrift:Väiksem АаSuurem Aa

HOOFDSTUK DRIE

“Ik wil dolgraag het nieuwe theehuis bezoeken,” zei Gina uitbundig terwijl zij en Lacey over het strand liepen. Hun trouwe viervoeters renden achter elkaar aan door de branding, kwispelend van opwinding.

“Hoezo?” vroeg Lacey. “Wat is er zo goed aan?”

“Niets in het bijzonder,” antwoordde Gina. Toen fluisterde ze, “Ik heb alleen gehoord dat de nieuwe eigenaar vroeger professioneel worstelaar was! Ik kan niet wachten om hem te ontmoeten.”

Lacey kon zichzelf niet bedwingen. Ze gooide haar hoofd achterover en schaterde van het lachen. Wat een absurd gerucht! Aan de andere kant, het was nog niet zo lang geleden dat iedereen in Wilfordshire had gedacht dat zij een moordenares was.

“Zullen we dat gerucht maar met een korreltje zout nemen?” stelde ze voor.

Haar vriendin snoof spottend en de twee schoten in de lach.

Het strand zag er, mede dankzij het warmere weer, vandaag bijzonder aanlokkelijk uit. Het was nog niet warm genoeg om te zonnen of pootje te baden, maar er waren tal van mensen op het strand om een wandeling te maken of een ijsje te halen. Terwijl ze liepen kletsten de twee vriendinnen bij. Lacey vertelde Gina over het telefoontje van David en het ontroerende verhaal van de man en de ballerina. Toen kwamen ze bij het theehuis.

Dat was gevestigd in wat ooit een kanostalling was geweest, op een toplocatie aan zee. De vorige eigenaren hadden de ruimte verbouwd en de oude schuur omgetoverd in een enigszins sjofel café—iets wat volgens Gina in Engeland een “greasy spoon” werd genoemd. Maar de nieuwe eigenaar had het ontwerp aanzienlijk verbeterd. Ze hadden de bakstenen gevel gereinigd en de zeemeeuwenpoep, die er waarschijnlijk al sinds de jaren vijftig had opgezeten, verwijderd. Buiten hadden ze een krijtbord neergezet, met daarop de woorden biologische koffie in het cursieve handschrift van een professionele letterschilder. En de originele houten deuren waren vervangen door een glimmende glazen schuifdeur.

Gina en Lacey liepen ernaartoe. De deur schoof automatisch open, alsof hij hen naar binnen wilde wenken. Ze wisselden een blik uit en gingen naar binnen.

Ze werden begroet door de doordringende geur van verse koffiebonen, gevolgd door de geur van hout, natte grond en metaal. De witte wandtegels, de roze vinyl cabines en de linoleum vloer waren verdwenen. Al het oude metselwerk was zichtbaar gemaakt en de oude vloerplanken waren donker gelakt. Om de rustieke uitstraling te benadrukken waren alle tafels en stoelen gemaakt van de planken van oude vissersboten—wat de geur van hout verklaarde—en koperen leidingen verborgen alle bedrading van meerdere grote gloeilampen in Edison-stijl, die aan het hoge plafond waren gehangen—vandaar de metaalachtige geur. De aardeachtige geur kwam door het feit dat er op elk vrij plekje een cactus stond.

Gina greep Lacey’s arm vast en fluisterde vol ongenoegen, “Oh nee. Het is… trendy!”

Tijdens een recent antiektripje naar Shoreditch in Londen had Lacey geleerd dat trendy geen compliment was dat men gebruikte in plaats van ‘stijlvol’, maar een ondertoon had van onbezonnen, pretentieus en arrogant.

“Ik vind het wel leuk,” antwoordde Lacey. “Het is heel goed ontworpen. Zelfs Saskia zou het daarmee eens zijn.”

“Voorzichtig. Je wil je niet laten prikken,” voegde Gina toe, die met een overdreven beweging een grote stekelig-uitziende cactus ontweek.

“Tsss,” zei Lacey tegen haar. Ze liep naar de toonbank, die was gemaakt van gepolijst brons en waar een bijpassende oude koffiemachine op stond die vast en zeker decoratief was. Ondanks de verhalen die Gina had gehoord, zag ze achter de toonbank geen man die op een worstelaar leek. Het was een vrouw met een wilde, blond geverfde boblijn en een witte tanktop die haar goudbruine huid en gedefinieerde biceps complimenteerde.

Gina ving Lacey’s blik op en knikte naar de vrouw op een zie je wel, ik zei het toch manier.

“Wat wil je hebben?” vroeg de vrouw in het zwaarste Australische accent dat Lacey ooit had gehoord.

Voordat Lacey de kans kreeg om een cortado te vragen, gaf Gina haar een por in haar ribben.

“Ze is net als jij!” riep Gina uit. “Een Amerikaanse!”

Lacey kon haar lachen niet inhouden. “Ehm… nee, dat is ze niet.”

“Ik kom uit Australië,” corrigeerde de vrouw Gina op vriendelijke toon.

“Echt waar?” vroeg Gina verbijsterd. “Maar je klinkt wat mij betreft net als Lacey.”

De blonde vrouw richtte haar blik meteen weer op Lacey. “Jíj bent Lacey?”

“Uh… ja…” zei Lacey. Ze vond het vreemd dat deze vreemdeling wist wie ze was.

“Jij hebt de antiekwinkel, toch?” voegde de vrouw toe. Ze legde het kleine notitieboekje dat ze in haar hand had neer en schoof haar potlood achter haar oor. Ze stak haar hand uit.

Lacey, die zich nu nog meer verbijsterd voelde, knikte en schudde haar de hand. De vrouw had een sterkte grip. Eventjes vroeg Lacey zich af of er misschien toch een kern van waarheid zat in die geruchten over het worstelen.

“Sorry, maar hoe weet je hoe ik ben?” vroeg Lacey terwijl de vrouw haar met een brede grijns uitbundig de hand schudde.

“Omdat elke plaatselijke inwoner die hier binnenkomt en merkt dat ik uit het buitenland komt me meteen over jou vertelt! Over hoe je hier ook in je eentje naartoe bent geëmigreerd. En hoe je vanuit het niets je eigen winkel hebt opgebouwd. Ik denk dat heel Wilfordshire wil dat wij beste vriendinnen worden.”

Ze was nog steeds bezig om Lacey’s hand te schudden. Toen Lacey sprak tilde haar stem door de vibratie.

“Dus je bent in je eentje naar het Verenigd Koninkrijk gekomen?”

Eindelijk liet de vrouw haar hand los.

“Ja. Ik ben van mijn man gescheiden, waarna het tot me doordrong dat alleen een scheiding niet voldoende was. Ik moest echt aan de andere kant van de planeet zijn.”

Lacey kon niet anders dan lachen. “Bij mij hetzelfde. Nou ja, soort van. New York is niet echt de andere kant van de planeet, maar gezien hoe Wilfordshire is, voelt het soms wel zo.”

Gina schraapte haar keel. “Mag ik een cappuccino en een tonijntosti bestellen?”

Ineens leek de vrouw zich te herinneren dat Gina er ook nog was. “Oh. Het spijt me. Waar zijn mijn manieren?” Ze stak haar hand uit naar Gina. “Ik ben Brooke.”

Gina maakte geen oogcontact. Slapjes schudde ze Brooke’s hand. Lacey bespeurde wat jaloezie bij Gina en kon niet anders dan glimlachen.

“Gina is mijn partner in crime,” vertelde Lacey aan Brooke. “Ze werkt met me in de winkel, helpt me bij het vinden van spullen, neemt mijn hond mee voor speelafspraakjes en leert me alles over tuinieren. Ze is mijn rots in de branding en heeft me geholpen om mijn verstand niet te verliezen sinds ik naar Wilfordshire kwam.”

Gina’s jaloerse pruilmondje transformeerde in een schaapachtige glimlach.

Brooke glimlachte. “Ik hoop dat ik ook een Gina kan vinden,” grapte ze. “Het is me een genoegen om jullie beiden te ontmoeten.”

Ze haalde het potlood achter haar oor vandaan en haar sluike blonde haar viel weer langs haar gezicht. “Dus een cappuccino en een tonijntosti…” zei ze terwijl ze in het notitieboekje schreef. “En voor jou?” Ze keek verwachtingsvol naar Lacey op.

“Een cortado,” zei Lacey, kijkend naar het menu. Ze scande snel alles dat erop stond. Het was een uitgebreid menu met heel smakelijk klinkende gerechten, maar eigenlijk waren het niet meer dan sandwiches met chique beschrijvingen. De tonijntosti die Gina had besteld was in feite een ‘skipjack tuna en op eikenhout gerookte cheddar toastie’. “Ehm… De smashed avo baguette.”

Brooke noteerde haar bestelling.

“En jullie trouwe viervoeters?” voegde ze toe. Ze wees met haar potlood tussen Gina en Lacey’s schouders door naar de plek waar Boudica en Chester in achtjes achter elkaar aanliepen. “Bak water en wat hondenbrokjes?”

“Dat zou geweldig zijn,” zei Lacey. Ze was onder de indruk door hoe gastvrij de vrouw was.

Ze zou een geweldige hotelier zijn, dacht Lacey. Misschien had ze in Australië in hospitality gewerkt? Of misschien was ze gewoon aardig. Hoe dan ook, ze had een hele goede eerste indruk op Lacey gemaakt. Misschien zouden de inwoners van Wilfordshire hun zin krijgen en zouden de twee goede vriendinnen worden. Lacey kon altijd wel wat bondgenoten gebruiken!

Zij en Gina gingen op zoek naar een tafeltje. Tussen het vintage patio meubilair hadden ze de keuze om aan te schuiven aan een tafel die gemaakt was van een deur, tronen die gemaakt waren uit boomstronken, of een van de nissen gemaakt waren van halve roeiboten die vol lagen met kussens. Ze gingen voor de veilige optie—een houten picknicktafel.

“Ze lijkt me heel aardig,” zei Lacey terwijl ze ging zitten.

Gina haalde haar schouders op en liet zich op het bankje tegenover Lacey zakken. “Meh. Ze leek me oké.”

Ze had wederom een jaloerse blik in haar ogen.

“Je weet toch dat jij mijn favoriet bent,” zei Lacey tegen Gina.

“Voor nu. Wat als jij en Brook vriendinnetjes worden als jullie aan de praat raken over expats zijn?”

“Ik kan toch meerdere vriendinnen hebben.”

“Dat weet ik wel. Het is alleen, met wie zal je dan meer tijd willen doorbrengen? Iemand van je eigen leeftijd met een trendy zaak, of iemand die oud genoeg is om je moeder te zijn en naar schapen ruikt?”

Lacey schoot in de lach, hoewel het niet slecht bedoeld was. Ze reikte over de tafel en kneep in Gina’s hand.

“Ik meende het toen ik zei dat jij mijn rots in de branding bent. Echt, na alles dat er gebeurd is met Iris, de politie en Taryns pogingen om me Wildfordshire uit te jagen, was ik echt gek geworden als ik jou niet had gehad. Je bent een goede vriendin, Gina, en dat neem ik niet voor lief. Ik laat je echt niet in de steek omdat er een met cactussen zwaaiende ex-worstelaar in de stad is gearriveerd. Oké?”

 

“Een met cactussen zwaaiende ex-worstelaar?” zei Brooke, die naast hen verscheen met een dienblad met koffie en sandwiches. “Je hebt het toch zeker niet over mij, of wel?”

Lacey’s wangen werden meteen heet. Het was niets voor haar om over mensen te roddelen. Ze wilde alleen maar Gina opvrolijken.

“Ha! Lacey, je gezicht!” riep Brooke uit, die haar op haar rug klopte. “Het is oké. Ik vind het niet erg. Ik ben trots op mijn verleden.”

“Bedoel je…”

“Yup,” zei Brooke grijnzend. “Het is waar. Maar het is niet zo’n boeiend verhaal als de mensen je doen denken. Ik heb geworsteld op de middelbare school en daarna tijdens mijn studie, voordat ik het een jaar lang professioneel deed. Ik denk dat Britten van het platteland het exotischer vinden dan het in werkelijkheid is.”

Lacey voelde zich behoorlijk stom nu. Natuurlijk waren alle verhalen overdreven en uit proportie geblazen in het roddelsysteem van het kleine stadje. Het feit dat Brooke vroeger geworsteld had was net zo’n non-event als het feit dat Lacey in New York als assistente van een interieurontwerper had gewerkt; normaal voor haar, exotisch voor de rest.

“Wat betreft het zwaaien met cactussen…” zei Brooke. Toen gaf ze Lacey een knipoog.

Ze zette het eten van het dienblad op tafel, haalde kommen met water en brokken voor de honden en liet Lacey en Gina rustig eten.

Ondanks de ingewikkelde beschrijvingen op het menu was het eten voortreffelijk. De avocado was perfect gerijpt, voldoende om geen bite te hebben maar niet zo zacht dat het papperig was. Het brood was vers, zat vol zaden en was lekker geroosterd. Sterker nog, het kon zich meten met dat van Tom en dat was het beste compliment dat Lacey kon geven! De koffie was echter het beste. Lacey had de afgelopen tijd veel thee gedronken omdat het haar constant werd aangeboden en omdat er niet echt een plek in de buurt leek te zijn die voldeed aan haar standaarden. Maar Brooke’s koffie smaakte alsof het rechtstreeks uit Colombia was geïmporteerd! Lacey zou zéker hier haar ochtendkoffie gaan halen op de dagen dat ze op een normaal tijdstip begon met werken, in plaats van op een tijd waarop de meeste mensen nog in bed lagen.

Lacey was halverwege haar lunch toen de automatische deur achter haar open schoof en niemand minder dan Buck en zijn rare wijf binnen walsten. Lacey kreunde.

“Hey, meid,” zei Buck, die met zijn vingers naar Brooke knipte en in een stoel neerplofte. “We willen koffie. En ik wil een steak en friet.” Hij wees op een veeleisende manier naar de tafel en keek toen naar zijn vrouw. “Daisy? Wat wil jij?”

De vrouw was bij de deur blijven hangen en schuifelde ongemakkelijk heen en weer op haar stiletto’s. Ze leek nogal bang van alle cactussen.

“Waar de minste calorieën in zitten,” mompelde ze.

“Een salade voor de vrouw,” blafte Buck naar Brooke. “Rustig aan met de dressing.”

Brooke wierp Lacey en Gina een veelbetekenende blik toe en ging toen aan de slag met de bestelling van haar ongemanierde klanten.

Lacey begroef haar gezicht in haar handen en voelde een plaatsvervangende schaamde voor het stel. Ze hoopte niet dat de mensen in Wilfordshire dachten dat alle Amerikanen zo waren. Buck en Daisy gaven haar hele thuisland een slechte naam.

“Geweldig,” mompelde Lacey terwijl Buck luidruchtig tegen zijn vrouw begon te praten. “Die twee hebben mijn theeafspraakje met Tom al verpest. Nu verpesten ze ook nog mijn lunchpauze met jou.”

Gina leek niet onder de indruk van het stel. “Ik heb een idee,” zei ze.

Ze bukte zich en fluisterde iets tegen Boudica, die aandachtig met haar oren bewoog. Toen haalde ze de hond van de lijn. Boudica sprintte door het theehuis, sprong op de tafel en griste de steak zo van Bucks bord af.

“HEY!” brulde hij.

Brooke kon zich niet inhouden. Ze barstte in lachen uit.

Lacey snakte naar adem, geamuseerd door Gina’s streken.

“Haal een nieuwe voor me,” eiste Buck. “En haal die hond hier WEG.”

“Het spijt me, maar dat was mijn laatste steak,” zei Brooke met een subtiele knipoog naar Lacey.

Het stel snoof en stormde naar buiten.

De drie vrouwen barstten in lachen uit.

“Dat was helemaal niet je laatste, of wel?” vroeg Lacey.

“Nah,” grinnikte Brooke. “Ik heb nog een hele vriezer vol!”

*

Het einde van de werkdag naderde en Lacey was klaar met het taxeren van alle nautische items voor de veiling van de volgende dag. Ze was zo opgewonden.

Tenminste, tot het moment dat de bel rinkelde en Buck en Daisy naar binnen liepen.

Lacey kreunde. Ze was niet zo kalm als Tom of zo joviaal als Brooke. Dit kon nooit goed gaan.

“Moet je al die troep zien,” zei Buck tegen zijn vrouw. “Wat een bende. Waarom wilde je hier naar binnen, Daisy? En het stinkt.” Zijn ogen gingen naar Chester. “Daar heb je die smerige hond weer!”

Lacey klemde haar kaken zo hard op elkaar dat ze half verwachtte dat haar tanden zouden breken. Terwijl ze op het koppel afliep, probeerde ze Toms kalmte te kanaliseren.

“Ik ben bang dat Wilfordshire een klein stadje is,” zei ze. “Je komt steeds dezelfde mensen—en honden—tegen.”

“Jij bent het,” zei Daisy, die Lacey duidelijk herkende van hun eerdere twee ontmoetingen. “Dit is jouw zaak?” Ze had een giechelige stem, zoals het gemiddelde leeghoofd uit de Valley.

“Dat klopt,” bevestigde Lacey. Ze voelde zich steeds minder op haar gemak. Daisy’s vraag had beladen gevoeld, als een beschuldiging.

“Toen ik je accent hoorde in de patisserie, dacht ik dat je een klant was,” vervolgde Daisy. “Maar je wóónt hier echt?” Ze trok een gezicht. “Waarom zou je Amerika achterlaten voor dít?”

Lacey voelde elke spier in haar lichaam zich aanspannen. Haar bloed begon te koken.

“Waarschijnlijk om dezelfde redenen dat jullie hier op vakantie wilden,” antwoordde Lacey in de meest kalme stem die ze kon opbrengen. “Het strand. De zee. Het platteland. De charmante architectuur.”

“Daisy,” blafte Buck. “Kun je opschieten en dat ding zoeken dat je wilde kopen?”

Daisy wierp een blik op de toonbank. “Het is weg.” Ze keek naar Lacey. “Waar is dat koperen ding dat daar eerder lag?”

Koperen ding? Lacey dacht terug aan de items waar ze voor Gina’s aankomst aan had gewerkt.

Daisy ging verder. “Het is een soort kompas, met een telescoop eraan. Voor boten. Ik zag het door het raam toen de winkel tijdens de lunch gesloten was. Heb je het al verkocht?”

“Bedoel je de sextant?” vroeg ze. Fronsend vroeg ze zich af wat een giechelend blondje als Daisy moest met een antieke sextant.

“Dat is het!” riep Daisy uit. “Een sextant.”

Buck bulderde van het lachen. Hij vond het blijkbaar een vermakelijke naam.

“Krijg je thuis niet genoeg sextant?” grapte hij.

Daisy giechelde, maar het klonk geforceerd, dacht Lacey, alsof ze maar deed alsof ze het grappig vond.

Lacey vond het helemaal niet grappig. Ze vouwde haar armen voor haar borst en hief een wenkbrauw.

“Ik vrees dat de sextant niet te koop is,” legde ze uit. Ze probeerde haar focus op Daisy te houden in plaats van Buck, omdat hij het heel moeilijk voor haar maakte om vriendelijk te blijven. “Al mijn nautische items worden morgen geveild, dus het is niet bedoeld voor de algemene verkoop.”

Daisy trok een pruillip. “Maar ik wil hem hebben. Buck betaalt het dubbele van wat het waard is. Toch, Bucky?” Ze trok aan zijn arm.

Lacey kwam tussenbeide voordat Buck de kans had om te reageren. “Nee, het spijt me, dat is niet mogelijk. Ik weet niet hoeveel hij gaat opleveren. Dat is het hele punt van de veiling. Het is een zeldzaam stuk en er komen experts vanuit het hele land om erop te bieden. De prijs kan hoog oplopen. Als ik hem nu aan jullie zou verkopen zou ik geld kunnen mislopen en aangezien de volledige opbrengst naar het goede doel gaat wil ik zeker weten dat ik de beste deal krijg.”

Er verscheen een diepe frons op Bucks voorhoofd. Op dat moment drong het tot Lacey door hoe groot en breed de man eigenlijk was. Hij was zeker langer dan één meter tachtig en breder dan twee van haar naast elkaar, als een grote eikenboom. Hij was intimiderend, zowel in postuur als in gedrag.

“Heb je niet gehoord wat mijn vrouw zei?” blafte hij. “Ze wil je dinges kopen, dus noem je prijs.”

“Ik heb haar gehoord,” antwoordde Lacey stellig. “Ik ben degene naar wie niet wordt geluisterd. De sextant is niet te koop.”

Ze klonk veel zelfverzekerder dan ze zich voelde. Er begonnen alarmbellen te rinkelen in haar hoofd, die haar vertelden dat ze zich halsoverkop in een gevaarlijke situatie stortte.

Buck deed een stap naar haar toe en zijn schaduw doemde over haar heen. Chester sprong op en begon te grommen, maar Buck leek onaangedaan en negeerde hem.

“Je weigert me iets te verkopen?” zei hij. “Is dat niet illegaal? Is ons geld soms niet goed genoeg voor je?” Hij trok een stapel geld uit zijn zak en zwaaide er dreigend mee naar Lacey. “Het gezicht van de Koningin staat erop en alles. Is dat niet goed genoeg voor je?”

Chester begon woest te blaffen. Lacey gebaarde dat hij moest stoppen en hij gehoorzaamde, maar hij bleef in positie, alsof hij klaar zat om aan te vallen zodra ze hem een teken gaf.

Lacey vouwde haar armen voor haar lichaam en ging recht voor Buck staan. Ze was zich bewust van het feit dat hij boven haar uit torende maar was vastberaden zich niet gewonnen te geven. Ze zou zich niet laten intimideren om de sextant te verkopen. Ze zou deze gemene, lompe man niet de veiling laten verpesten waar ze zo hard aan had gewerkt en waar ze zo naar uit keek.

“Als je de sextant wilt kopen, dan moet naar de veiling komen en erop bieden,” zei ze.

“Oh, dat zal ik doen,” zei Buck met samengeknepen ogen. Hij wees recht in Lacey’s gezicht. “Reken maar. Let op mijn woorden. Buckland Stringer zál winnen.”

Met die woorden verliet het stel de winkel, zo snel dat het niet veel scheelde of ze lieten turbulentie achter. Chester rende naar het raam, zette zijn voorpoten tegen het glas en gromde hen na. Ook Lacey keek hen na, tot ze uit het zicht waren. Pas toen merkte ze hoe hevig haar hart tekeerging en hoe erg haar benen trilden. Ze greep de toonbank vast om zichzelf staande te houden.

Tom had gelijk gehad. Ze had zichzelf vervloekt door te zeggen dat het stel geen reden had om haar zaak te bezoeken. Maar het was logisch dat ze er vanuit was gegaan dat ze niets voor hen had. Niemand had kunnen raden dat Daisy interesse zou hebben in een antieke nautische sextant!

“Oh, Chester,” zei Lacey, die haar hoofd in haar vuist liet zakken. “Waarom heb ik hen over de veiling verteld?”

De hond jankte. Schijnbaar pikte hij de spijtige toon in haar stem op.

“Nu moet ik ze morgen ook nog tolereren!” riep ze uit. “En wat is de kans dat ze iets afweten van veiling-etiquette? Het wordt een ramp.”

En zo doofde haar opwinding voor de veiling als een vlammetje tussen haar vingertoppen. Nu voelde Lacey alleen nog angst.

Olete lõpetanud tasuta lõigu lugemise. Kas soovite edasi lugeda?