Moord in het landhuis

Tekst
Loe katkendit
Märgi loetuks
Kuidas lugeda raamatut pärast ostmist
Šrift:Väiksem АаSuurem Aa

‘Gaat het wel?’ klonk de stem van de man.

Lacey kwam weer terug naar het moment. ‘Ja. Sorry. Ik was even in gedachten verzonken. De smaak van die scone deed me denken aan ongeveer dertig jaar geleden.’

‘Nou, u moet nu een elfuurtje hebben,’ zei de man grinnikend. ‘Kan ik u daartoe verleiden?’

De tintelingen die door Lacey’s lichaam joegen, gaven haar de duidelijke indruk dat ze met alles zou instemmen wat hij met dat zachte accent met die verleidelijke, vriendelijke ogen suggereerde. Dus ze knikte, want haar keel was plotseling te droog om daadwerkelijk woorden te formuleren.

Hij klapte in zijn handen. ‘Geweldig! Laat me de hele mikmak met alles erop en eraan gaan maken. Ik geef u de volledige Engelse ervaring.’ Hij stond op het punt om zich om te draaien, bleef toen staan en keek achterom. ‘Ik heet trouwens Tom.’

‘Lacey,’ antwoordde ze, terwijl ze zich zo duizelig als een verliefde tiener voelde.

Terwijl Tom in de keuken bezig was, ging Lacey bij het raam zitten. Ze probeerde meer herinneringen aan de tijd die ze hier eerder had doorgebracht op te roepen, maar helaas was er verder niets. Alleen de smaak van scones en het gelach van haar familie.

Even later verscheen de knappe Tom met een cakestandaard gevuld met kleine boterhammetjes zonder korst, scones en een selectie veelkleurige kleine cupcakes. Hij zette een theepot op de tafel die ernaast stond.

‘Dat kan ik nooit allemaal op!’ riep Lacey.

‘Het is voor twee personen,’ antwoordde Tom. ‘Van het huis. Het is niet beleefd om een dame bij de eerste date te laten betalen.’

Hij ging naast haar zitten.

Zijn openhartigheid verraste Lacey. Ze voelde dat haar hartslag begon te fladderen. Het was zo lang geleden dat ze op een flirterige manier met een man had gepraat. Daardoor voelde ze zich weer een opgetogen tiener. Raar. Maar misschien was het gewoon iets typisch Brits. Misschien gedroegen alle Engelse mannen zich zo.

‘Eerste date?’ herhaalde ze.

Voordat Tom kon antwoorden, klingelde de bel boven de deur. Een groep van ongeveer tien Japanse toeristen tuimelden de winkel binnen.

Tom sprong op. ‘Uh-oh, klanten.’ Hij keek naar Lacey. ‘We zullen die date een andere keer moeten doen, oké?’

Met datzelfde zelfvertrouwen ging Tom naar de toonbank en liet Lacey achter met haar woorden die in haar keel bleven hangen.

Nu de winkel vol stond met toeristen werd het druk en lawaaiig. Lacey probeerde Tom in de gaten te houden terwijl ze haar elfuurtje opat, maar hij was druk bezig om bestellingen voor de groep klanten in orde te maken.

Toen ze klaar was, probeerde ze gedag te zwaaien, maar hij had zich in de keuken teruggetrokken en zag haar niet. Propvol en een beetje teleurgesteld liep Lacey de patisserie uit en de straat weer op.

Toen bleef ze even staan. Een lege winkel aan de overkant van de patisserie had haar aandacht getrokken. Het wekte zo’n diepe emotie bij haar op dat het haar letterlijk de adem benam. De winkel was eerder iets geweest, iets wat de diepste diepten van haar jeugdherinneringen zich wilden herinneren. Iets wat haar dwong om van dichtbij te gaan kijken.

HOOFDSTUK VIER

Lacey gluurde door het raam van de lege winkel naar binnen en zocht in haar gedachten naar de herinneringen die het pand bij haar had opgeroepen. Maar er kwam niets concreets naar boven. Het was meer een gevoel dat gewekt was, dieper dan alleen nostalgie, meer zoiets als verliefd worden.

Lacey tuurde door de ramen en zag dat de winkel binnen leeg en onverlicht was. De plankenvloer was van licht hout. Er waren een heleboel ingebouwde planken in de verschillende nissen en er stond een groot houten bureau tegen een muur. De lamp die aan het plafond hing was van antiek koper. Duur, dacht Lacey. Die is vast per ongeluk achtergelaten.

De deur van de winkel, merkte Lacey toen, was niet op slot. Ze kon het niet helpen: ze ging naar binnen.

Er kwam een metaalachtige geur naar buiten, vermengd met stof en schimmel. Onmiddellijk werd Lacey door een nieuwe flits van nostalgie getroffen. De geur was precies hetzelfde als in de antiekwinkel van haar vader vroeger.

Ze hield van die plek. Als kind had ze vele uren in dat labyrint van schatten doorgebracht, ze had met de griezelige oude porseleinen poppen gespeeld, allerlei stripboeken gelezen, waaronder uitzonderlijk zeldzame en waardevolle originelen van Bruintje Beer. Maar het allerliefst rommelde ze gewoon door de snuisterijen en stelde ze zich de levens en persoonlijkheden voor van de mensen waartoe ze ooit behoord hadden. Er was een eindeloze hoeveelheid van van alles en nog wat, prulletjes en hebbedingen, en elk voorwerp had datzelfde vreemde aroma van metaal, stof en schimmel dat ze nu rook.

Net zoals de aanblik van Crag Cottage bij de oceaan een oude kinderdroom om bij de zee te wonen had gewekt, werd ze nu ook overspoeld door een droom uit haar jeugd om haar eigen winkel te runnen.

Zelfs de indeling deed haar aan de oude winkel van haar vader denken. Terwijl ze rondkeek, schoven beelden uit de diepste nissen van haar herinnering zich voor het tafereel dat ze hier zag, als een vel overtrekpapier dat op een tekening was gelegd. Plotseling zag ze de planken vol met prachtige relikwieën staan, voornamelijk victoriaans keukengerei, wat de bijzondere belangstelling van haar vader had gehad, en daar op de toonbank visualiseerde Lacey de grote koperen kassa, zo’n omslachtig ouderwets geval met de stijve toetsen. Haar vader had erop gestaan om die te gebruiken, omdat het ‘je geest scherp houdt’ en ‘je vaardigheden in hoofdrekenen verbetert’. Ze glimlachte dromerig bij zichzelf, terwijl de woorden van haar vader in haar oren klonken en de beelden en herinneringen zich voor haar ogen afspeelden.

Ze was zo in haar dagdroom verdiept dat Lacey de voetstappen die vanuit de achterkamer naar haar toe kwamen niet aan hoorde komen. Evenmin zag ze de man van wie de voetstappen waren toen hij door de deur naar buiten kwam en met een frons op zijn gezicht rechtstreeks op haar af beende. Pas toen ze een tikje op haar schouder voelde, besefte Lacey dat ze niet alleen was.

Haar hart sprong op in haar borst. Lacey gaf bijna een gil van verbazing en sprong zowat uit haar vel van schrik. Ze draaide zich om en nam toen het gezicht van de vreemdeling in zich op. Bejaard, dunner wordend wit haar, gezwollen paarse wallen onder zijn helderblauwe ogen.

‘Kan ik u helpen?’ zei de man op een onvriendelijke en norse manier.

Lacey’s hand vloog naar haar borst. Het duurde even voordat ze besefte dat het niet de geest van haar vader was die haar net op de schouder had getikt en dat ze niet echt een kind in zijn antiekwinkel was, maar een volwassen vrouw die op vakantie was in Engeland. Een volwassen vrouw die zich op dit moment op verboden terrein bevond.

‘O hemeltje, het spijt me zo!’ riep ze haastig uit. ‘Ik wist niet dat hier iemand was. De deur was open.’

De man keek haar sceptisch aan. ‘Zie je niet dat de winkel leeg is? Er is hier niets om te kopen.’

‘Dat weet ik,’ zei Lacey, wanhopig om haar naam te zuiveren en die frons van wantrouwen van het gezicht van de oude man te vegen. ‘Maar ik kon het niet helpen. Deze plek deed me zoveel aan de winkel van mijn vader denken.’ Tot Lacey’s verrassing merkte ze dat haar ogen plotseling overstroomden van de tranen. ‘Ik heb hem niet meer gezien sinds ik een kind was.’

Het gedrag van de man veranderde in een oogwenk van fronsend en defensief naar zacht en vriendelijk.

‘O jeetje toch,’ zei hij vriendelijk en hij schudde zijn hoofd, terwijl Lacey haastig haar tranen wegveegde. ‘Het is al goed, mop. Had je vader een winkel zoals deze?’

Lacey voelde zich meteen beschaamd dat ze haar emoties bij deze man had uitgestort, om nog maar te zwijgen over schuldgevoel: in plaats van de politie te bellen om haar van zijn privébezit te verwijderen, had hij als een bekwame therapeut gereageerd, met niet-oordelende compassie, aanmoediging en interesse. Maar Lacey kon er niets aan doen. Ze liet zich gaan en stortte haar hart uit.

‘Hij verkocht antiek,’ legde ze uit, en de glimlach speelde weer om haar lippen bij de herinneringen, zelfs toen de tranen uit haar ogen drupten. ‘De geur hier maakte me nostalgisch en het kwam allemaal weer bij me naar boven. Zijn winkel had zelfs dezelfde indeling.’ Ze wees naar de deur van de achterkamer waar de man doorheen moest zijn gekomen. ‘Die achterkamer werd voor opslag gebruikt, maar hij wilde er altijd een veilingkamer van maken. De ruimte was heel lang en kwam uit op een tuin.’

De man begon te grinniken. ‘Kom maar kijken. De achterkamer hier is ook lang en komt uit op een tuin.’

Geraakt door zijn medeleven liep Lacey achter de man aan door de deur naar de achterkamer. Die was lang en smal; de ruimte deed denken aan een treinwagon en was bijna identiek aan de kamer waarin haar vader veilingen had willen organiseren. Lacey liep dwars door de kamer en stapte een droom van een tuin in. Hij was smal en lang en strekte zich ongeveer vijftien meter uit. Overal stonden kleurrijke planten, en strategisch geplaatste bomen en struiken zorgden voor precies de juiste hoeveelheid schaduw. Een kniehoog hek was de enige afscheiding van de tuin van de aangrenzende winkel, die in tegenstelling tot de smetteloze tuin waarin ze stond alleen voor opslag gebruikt leek te worden, met verschillende grote, lelijke, grijze plastic opslagschuurtjes en een rij vuilnisbakken die het verpesten.

Lacey richtte haar aandacht weer op de mooie tuin. ‘Dit is ongelooflijk,’ zei ze lovend.

‘Ja, het is een prachtige plek,’ antwoordde de man, terwijl hij een omgevallen plantenbak opraapte en weer rechtop zette. ‘De mensen die het eerst huurden hadden hier een winkel met alles voor huis en tuin.’

 

Lacey merkte meteen de melancholie op in zijn toon. Ze besefte toen dat de deuren van de grote glazen kas voor haar wijd openstonden. Verschillende planten in potten lagen verspreid op de grond, hun stengels kapot, de potgrond lag overal op de vloer. Haar nieuwsgierigheid werd plotseling gewekt. De aanblik van de neergegooide planten in een verder zo zorgvuldig onderhouden tuin leek vreemd. Haar gedachten gingen onmiddellijk van haar vader naar het huidige moment.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ze.

Het gezicht van de oudere man was nu terneergeslagen. ‘Daarom ben ik hier. Ik kreeg vanmorgen een telefoontje van de buurman en die zei dat het leek alsof het hier vannacht leeg was gehaald.’

Lacey snakte naar adem. ‘Was er ingebroken?’ Haar hoofd kon het concept van criminaliteit niet helemaal met de prachtige, rustige kustplaats Wilfordshire combineren. Het kwam op haar over als het soort plek waar je het hooguit van wangedrag kon spreken wanneer een kwajongen een versgebakken taart jatte van de vensterbank waarop deze stond af te koelen.

De man schudde zijn hoofd. ‘Nee, nee, nee. Ze zijn vertrokken. Ze hebben hun voorraad ingepakt en zijn vertrokken. Ze hebben niet eens de huur opgezegd. Ze hebben me ook al hun schulden nagelaten. Onbetaalde energierekeningen. Een berg andere facturen.’ Hij schudde droevig zijn hoofd.

Lacey was geschokt toen ze besefte dat de winkel pas die ochtend leeg was komen te staan en dat ze onbedoeld in een scenario was binnengedrongen dat zich op dit moment ontvouwde, dat ze zichzelf per ongeluk in een mysterieus verhaal had geplaatst dat nog maar net was begonnen.

‘Wat erg voor u,’ zei ze met oprechte empathie voor de man. Nu was het haar beurt om therapeut te spelen, om de vriendelijkheid terug te betalen die de man haar had getoond. ‘Redt u het wel?’

‘Niet echt,’ zei hij somber. ‘We zullen het moeten verkopen om de rekeningen te kunnen betalen, en eerlijk gezegd zijn mijn vrouw en ik veel te oud voor dit soort spanningen.’ Hij tikte op zijn borstbeen, alsof hij de kwetsbaarheid van zijn hart wilde aangeven. ‘Het zal wel verdomd jammer zijn om afscheid van deze plek te nemen.’ Zijn stem brak. ‘Het pand zit al jaren in de familie. Ik vind het prachtig. We hebben in die tijd een aantal zéér kleurrijke huurders gehad.’ Hij grinnikte en zijn ogen vulden zich met tranen terwijl hij herinneringen ophaalde. ‘Maar nee. Wij kunnen die onrust niet meer hebben. Het geeft te veel spanning.’

Het verdriet in zijn toon was genoeg om Lacey’s hart te breken. Wat een verschrikkelijk hachelijke situatie om in achtergelaten te worden. Wat een vreselijke toestand. De diepe empathie die ze voor de man voelde werd alleen maar versterkt door haar eigen situatie, door de manier waarop het leven dat ze met David in New York City had opgebouwd onterecht van haar was afgenomen. Ze voelde een plotselinge verantwoordelijkheid om het probleem op te lossen.

‘Ik zal de winkel huren,’ flapte ze eruit. De woorden verlieten haar lippen voordat haar hersenen beseften wat ze zei.

De witte wenkbrauwen van de man schoten met duidelijke verrassing omhoog. ‘Sorry, wat zei je nou?’

‘Ik zal het huren,’ herhaalde Lacey snel, voordat het logische deel van haar geest de kans kreeg om haar er weer vanaf te praten. ‘U kunt het niet verkopen. Het heeft te veel geschiedenis, dat zei u net zelf. Te veel sentimentele waarde. En ik ben heel erg betrouwbaar. Ik heb hier ervaring mee. Een soort van.’

Ze dacht aan de douanebeambte met de donkere wenkbrauwen op het vliegveld, die haar had verteld dat ze een visum nodig had om te werken, en hoe ze haar vol zelfvertrouwen had verzekerd dat dat wel het laatste was wat ze in Engeland wilde doen: werken.

En wat moest ze met Naomi? Haar baan bij Saskia? Wat moest ze daar allemaal mee?

Plotseling deed het er allemaal niet toe. Dat gevoel waarmee Lacey was geraakt toen ze de winkel had gezien, was net zoiets als liefde op het eerste gezicht geweest. Ze gooide zichzelf in het diepe.

‘Dus? Wat denkt u ervan?’ vroeg ze hem.

De oude man zag er een beetje verbluft uit. Lacey kon hem dat niet kwalijk nemen. Hier stond deze vreemde Amerikaanse vrouw, in kleding die zo uit de kringloopwinkel had kunnen komen, en die hem vroeg om zijn winkel aan haar te verhuren, terwijl hij al had besloten om het pand te verkopen.

‘Nou... Ik...’ begon hij. ‘Het zou leuk zijn om het nog wat langer in de familie te houden. Dit is ook niet de beste tijd om het te verkopen, zoals de markt nu is. Maar ik moet eerst met Martha overleggen, mijn vrouw.’

‘Natuurlijk,’ zei Lacey. Ze krabbelde snel haar naam en nummer op een strookje papier en gaf het aan hem, verrast door hoe zeker ze zich voelde. ‘Neem alle tijd die u nodig hebt.’

Ze had tenslotte tijd nodig om haar visum te regelen, een bedrijfsplan, financiën en voorraad uit te werken, en nou ja: alles. Misschien moest ze beginnen met een exemplaar kopen van Hoe run ik een winkel voor dummies.

‘Lacey Doyle,’ las de man van het papiertje dat ze hem had gegeven.

Lacey knikte. Twee dagen geleden was die naam haar zo onbekend geweest. Nu voelde het weer als het hare.

‘Ik ben Stephen,’ antwoordde hij.

Ze schudden elkaar de hand.

‘Ik kijk uit naar uw telefoontje,’ zei Lacey.

Ze verliet de winkel met een hart vol verwachting. Als Stephen zou besluiten het pand aan haar te verhuren, dan zou ze op een veel permanentere basis in Wilfordshire verblijven dan ze had gepland. Die gedachte zou haar bang moeten maken. Maar in plaats daarvan gaf het haar een verrukt gevoel. Het voelde zo goed. Meer dan goed. Het voelde als haar lot.

HOOFDSTUK VIJF

‘Ik dacht dat dit een vakantie was!’ De woedende stem van Naomi explodeerde door de mobiele telefoon die tussen Lacey’s oor en haar schouder geklemd zat.

Ze zuchtte en sloot zich van de tirade van haar zus af, terwijl ze op het toetsenbord tikte van de computer in de bibliotheek van Wilfordshire. Ze controleerde de status van haar online aanvraagformulier om haar vakantievisum naar een visum voor startende ondernemers om te zetten.

Na haar ontmoeting met Stephen had Lacey zich op het nodige onderzoek gestort, en ze had ontdekt dat ze, als een vloeiend spreker van de Engelse taal en met een gezonde hoeveelheid kapitaal op de bank, alleen nog een fatsoenlijk bedrijfsplan nodig had. Dat was iets waar ze veel ervaring mee had, dankzij Saskia’s neiging om verantwoordelijkheden op Lacey’s schouders af te schuiven die ver boven haar salarisschaal lagen. Het had Lacey slechts enkele avonden gekost om het plan op te stellen en in te dienen; een moeiteloos proces dat haar er meer dan zeker van maakte dat het universum haar hele nieuwe leven een handje hielp.

Toen ze inlogde op het officiële portaal van de Britse overheid, zag ze dat haar aanvraag nog steeds werd weergegeven als ‘in behandeling’. Ze was zo wanhopig om verder te gaan dat ze er niets aan kon doen dat ze zich een beetje teleurgesteld voelde. Toen richtte ze haar aandacht weer op Naomi’s stem in haar oor.

‘Ik kan níét geloven dat je gaat verhuizen!’ schreeuwde haar zus. ‘Voorgoed!’

‘Het is niet voorgoed,’ verklaarde Lacey kalm. Ze had in de loop der jaren veel kunnen oefenen om niet in de stemming van Naomi mee te gaan. ‘Het visum is slechts twee jaar geldig.’

Oeps. Foute zet.

‘Twéé jáár?’ schreeuwde Naomi, en haar woede bereikte een kookpunt.

Lacey rolde met haar ogen. Ze was zich er volledig van bewust dat haar familie haar beslissing niet zou ondersteunen. Naomi had haar in New York tenslotte nodig als kinderoppas en mama behandelde haar eigenlijk als een soort hulpverlener bij al haar emotionele toestanden. De duizelingwekkende boodschap die ze de Doyle Meisjes had geappt, had een reactie als een atoombom uitgelokt. Dagen later had Lacey nog steeds last van de nasleep.

‘Ja, Naomi,’ antwoordde ze teleurgesteld. ‘Twee jaar. Ik denk dat ik dat wel verdien, of niet? Ik heb David veertien jaar gegeven. Vijftien jaar aan mijn werk. New York City heeft me negenendertig jaar gehad. Ik ga richting de veertig, Naomi! Wil ik echt mijn hele leven op één plek hebben gewoond? Eén carrière hebben gehad? Met één man zijn geweest?’

Het knappe gezicht van Tom flitste door haar gedachten toen ze dat zei en ze voelde haar wangen onmiddellijk warm worden. Ze was zo druk bezig geweest met het regelen van haar potentiële nieuwe leven dat ze niet meer naar de patisserie terug was geweest. Haar visioen van een langzaam ontbijt op het terras was tijdelijk vervangen door een banaan voor onderweg en een kant-en-klare frappuccino uit de supermarkt. In feite was het pas net tot haar doorgedrongen dat ze, als deze deal met Stephen en Martha tot stand kwam, de winkel tegenover Tom zou huren. Dan zou ze hem élke dag door haar raam zien. Het kriebelde in haar buik van vreugde bij die gedachte.

‘Hoe moet het dan met Frankie?’ jammerde Naomi, waarmee ze haar terugbracht naar de realiteit.

‘Ik heb hem een doos fudge gestuurd.’

‘Hij heeft zijn tante nodig!’

‘Hij heeft me nog steeds! Ik ben niet dood, Naomi, ik ga gewoon een tijdje in het buitenland wonen.’

Haar kleine zusje verbrak de verbinding.

Negenendertig, maar ik word behandeld als zestien, dacht Lacey wrang.

Terwijl ze haar mobiel in haar zak stopte, zag Lacey iets op het computerscherm flikkeren. De status van haar aanvraagformulier was van ‘in behandeling’ naar ‘goedgekeurd’ veranderd.

Met een gilletje sprong Lacey op van haar stoel en ze pompte met haar vuist in de lucht. Alle senioren die op de andere computers van de bibliotheek patience zaten te spelen, keken haar geschrokken aan.

‘Sorry!’ riep Lacey, in een poging haar opwinding te temperen.

Ze ging weer terug zitten, ademloos van bewondering. Het was haar gelukt. Ze had groen licht gekregen om haar plan in gang te zetten. En het was allemaal zo moeiteloos gegaan. Lacey kon er niets aan doen, maar ze vermoedde dat het lot er een handje bij geholpen had...

Er was nog één laatste hindernis. Stephen en Martha moesten akkoord gaan om de winkel aan haar te verhuren.

*

Lacey was onrustig toen ze door het stadscentrum slenterde. Ze wilde niet te ver van de winkel afdwalen, want zodra ze een telefoontje van Stephen ontving, zou ze meteen met haar chequeboek en een pen teruggaan en de verdomde deal tekenen voordat haar kritische stemmetje zei dat ze het niet moest doen. Maar Lacey was uitzonderlijk getalenteerd in etalages kijken en ging aan de slag om alles te bekijken wat het stadje te bieden had. Terwijl ze zo rond slenterde, bleven haar goedkope bootschoenen van het vliegveld achter de straatstenen hangen, waardoor ze struikelde en haar enkel verdraaide. Op dat moment besefte Lacey dat ze, als ze als potentiële nieuwe ondernemer serieus genomen wilde worden, van haar hele casual kringloop-look af moest zien te komen.

Ze liep naar de boetiek die naast de lege winkel zat waarvan ze hoopte dat die snel van haar zou zijn.

Ik kan net zo goed kennis gaan maken met de buren, redeneerde ze.

Ze stapte naar binnen en ontdekte dat het een zeer minimalistisch ogende plek was met slechts een paar selecte items. De vrouw achter de toonbank keek op toen ze binnenkwam, en haar neus ging verwaand omhoog toen haar blik over Lacey’s kleding dwaalde. De vrouw was dun en zag er tamelijk streng uit, maar haar golvende bruine haar was op precies dezelfde manier gekapt als dat van Lacey. Haar zwarte jurk deed haar op een soort kwaadaardige kloon van zichzelf lijken, dacht ze geamuseerd.

‘Kan ik u helpen?’ vroeg de vrouw met een zwakke, onaangename stem.

‘Nee, dank u,’ antwoordde Lacey. ‘Ik weet precies wat ik wil.’

Ze koos een tweedelig pakje uit het rek, het type dat ze in New York gewend was te dragen, en toen wachtte ze even. Wilde ze een replica van zichzelf maken? Zich kleden als de vrouw die ze eerder was geweest? Of wilde ze een nieuw iemand zijn?

Ze keerde zich om naar de winkelbediende. ‘Eigenlijk heb ik misschien toch wat hulp nodig.’

Het gezicht van de vrouw bleef onbewogen toen ze achter de toonbank vandaan stapte en naar Lacey toe liep. Blijkbaar nam ze aan dat Lacey tijdverspilling was. Iemand die haar kleding in een kringloopwinkel koopt, kon het zich toch zeker niet veroorloven om in een boetiek als deze te winkelen? Lacey verheugde zich op het moment dat ze met haar bankpasje in het oordelende gezicht van deze vrouw zou kunnen wapperen.

 

‘Ik heb iets nodig voor mijn werk,’ zei Lacey. ‘Formeel, maar niet te stijf, begrijpt u?’

De vrouw knipperde met haar ogen. ‘En wat voor werk doet u?’

‘Antiek.’

‘Antiek?’

Lacey knikte. ‘Yep. Antiek.’

De vrouw koos iets uit het rek. Het was modieus, een beetje scherp, met een vleugje mannelijkheid in de snit. Lacey nam het mee naar de paskamer en trok het aan om te kijken of de maat goed was. De weerspiegeling die naar haar terug staarde, deed een grijns om haar lippen verschijnen. Ze zag er – durfde ze het te zeggen? – cóól uit. De winkelbediende, met haar pinnige gezicht, had een onberispelijke smaak en een indrukwekkende kijk op hoe ze haar klanten er op hun best kon laten uitzien.

Lacey verliet de paskamer. ‘Het is perfect. Ik neem het. En nog vier in andere kleuren.’

De wenkbrauwen van de winkelbediende schoten omhoog. ‘Pardon?’

Lacey’s telefoon ging. Ze keek naar het schermpje en zag Stephens nummer naar haar opflitsen.

Haar hart maakte een sprongetje. Dit was het! Het telefoontje waarop ze had gewacht! Het telefoontje dat haar toekomst zou bepalen!

‘Ik neem het,’ herhaalde Lacey tegen de winkelbediende, plotseling buiten adem van verwachting. ‘En nog vier in andere kleuren waarvan u denkt dat ze bij me passen.’

De winkelbediende keek verbijsterd toen ze naar de achterkant ging, naar die lelijke grijze opslagschuurtjes dacht Lacey, om meer setjes voor haar te vinden.

Lacey nam haar telefoon op. ‘Stephen?’

‘Hoi, Lacey. Ik ben hier met Martha. Kun je naar de winkel komen om even een praatje te maken?’

Zijn toon klonk veelbelovend en Lacey kon niet anders dan glimlachen.

‘Zeer zeker. Ik ben er met vijf minuten.’

De winkelbediende keerde terug met haar armen vol kleding. Lacey merkte het onberispelijke kleurenpalet op: crème, zwart, donkerblauw en zachtroze.

‘Wilt u ze passen?’ vroeg de winkelbediende.

Lacey schudde haar hoofd. Ze had nu haast en kon niet wachten om haar aankoop af te ronden en naar de buren te rennen. Ze bleef over haar schouder naar de uitgang kijken.

‘Nee. Als ze hetzelfde zijn als deze, dan vertrouw ik erop dat ze goed zullen zijn. Kan ik nu alles afrekenen, alstublieft?’ Ze sprak snel. Haar afnemende geduld was letterlijk hoorbaar. ‘O, en deze hou ik meteen aan.’

De winkelbediende leek niet erg onder de indruk van de manier waarop Lacey haar probeerde op te jagen. Alsof ze haar wilde stangen, nam ze de tijd om elk item aan te slaan en het voorzichtig in vloeipapier te vouwen.

‘Wacht even!’ riep Lacey, terwijl de vrouw een papieren zak tevoorschijn haalde om de kleding in te doen. ‘Ik kan niet met een tasje van een winkel rondlopen. Ik heb een handtas nodig. Een goede.’ Haar blik schoot naar de rij tassen op een plank achter het hoofd van de vrouw. ‘Kunt u er een kiezen die goed bij de kleding past?’

Te oordelen naar de gezichtsuitdrukking van de winkelbediende dacht deze dat dat ze met een complete gek te maken had. Toch draaide ze zich om, bekeek elk van de handtassen nauwkeurig, en pakte toen een oversized zwarte lederen clutch met een gouden gesp.

‘Perfect,’ zei Lacey. Ze wipte op en neer op haar tenen als een sprinter die op het startschot wacht. ‘Sla alles maar aan.’

De vrouw deed wat haar werd bevolen en begon voorzichtig de clutch met de kledingpakketjes te vullen.

‘Dat is dan...’

‘Schoenen!’ onderbrak Lacey haar plotseling. Wat een warhoofd. Het was vanwege haar waardeloze bootschoenen dat ze überhaupt naar deze winkel was gegaan. ‘Ik heb schoenen nodig!’

De winkelbediende leek op de een of andere manier nog minder onder de indruk. Misschien dacht ze dat Lacey haar in de maling nam en dat ze aan het eind weg zou rennen.

‘Onze schoenen staan hier,’ zei ze koel, en ze gebaarde met haar arm.

Lacey keek naar de kleine selectie van prachtig vervaardigde hakschoenen die ze in New York City gedragen zou hebben, waar ze pijnlijke enkels als een beroepsrisico had beschouwd. Maar nu was alles anders, herinnerde Lacey zichzelf. Ze hoefde geen schoeisel aan dat pijn veroorzaakte.

Haar blik viel op een paar zwarte brogues. De schoenen zouden de perfect bij haar nieuwe collectie pakken passen. Ze ging er meteen op af.

‘Deze,’ zei ze, terwijl ze ze op de toonbank voor de winkelbediende neerzette.

De vrouw nam niet de moeite om Lacey te vragen of ze ze wilde passen, dus sloeg ze ze aan en kuchte even in haar vuist toen het viercijferige bedrag op de display van de kassa opflitste.

Lacey haalde haar bankpas tevoorschijn, betaalde, trok de nieuwe schoenen aan, bedankte de winkelbediende en stapte via de achterkant van de winkel over naar het leegstaande perceel ernaast. In haar borst bloeide de hoop op dat ze slechts een paar ogenblikken verwijderd was van het ophalen van de sleutels van Stephen, en dat ze de buur zou worden van de koele winkelbediende bij wie ze net een hele nieuwe identiteit had aangeschaft.

Toen ze binnenkwam, zag Stephen eruit alsof hij haar niet herkende.

‘Ik dacht dat je zei dat ze een beetje slonzig leek?’ zei de vrouw naast hem vanuit haar mondhoek. Dat moest zijn vrouw Martha zijn. Als ze discreet probeerde te zijn, dan faalde ze jammerlijk. Lacey kon elk woord horen.

Lacey gebaarde naar haar outfit. ‘Ta-da. Ik zei toch dat ik weet waar ik mee bezig ben?’ plaagde ze.

Martha wierp Stephen een blik toe. ‘Waar maakte je je zorgen over, ouwe idioot? Zij is het antwoord op al onze gebeden! Geef haar meteen een huurovereenkomst!’

Lacey kon het niet geloven. Wat een geluk. Het lot was beslist tussenbeide gekomen.

Stephen haalde haastig wat documenten uit zijn tas en legde die op de toonbank voor haar neer. In tegenstelling tot de echtscheidingspapieren waar ze met ongeloof en groot verdriet naar had gestaard, leken deze papieren te gloeien van beloften en kansen. Ze haalde haar pen tevoorschijn, dezelfde pen waarmee ze haar echtscheidingspapieren had ondertekend, en plaatste haar handtekening op het papier.

Lacey Doyle. Ondernemer.

Haar nieuwe leven was bezegeld.