Tasuta

Een Zoektocht Van Helden

Tekst
Märgi loetuks
Een Zoektocht Van Helden
Een Zoektocht Van Helden
Tasuta audioraamat
Loeb Jeroen Kramer
Lisateave
Šrift:Väiksem АаSuurem Aa

HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG

Thor reed in de duisternis door de laatste poort van het Koninklijk Hof. Hij minderde nauwelijks vaart terwijl hij van zijn paard afsprong, en de teugels aan een begeleider overhandigde. Hij had de hele dag gereden, de laatste zon was al uren geleden onder gegaan, en hij kon uit het licht en alle ophef van achter de poorten opmaken dat het feestmaal van de Koning al in volle gang was. Hij vervloekte zichzelf dat hij zo lang was weggeweest, en hoopte dat hij niet te laat was.

Hij rende naar de dichtstbijzijnde begeleider.

“Is alles in orde binnen?” vroeg hij gehaast. Hij moest weten of de Koning in orde was—maar hij kon natuurlijk niet direct vragen of hij vergiftigd was.

De begeleider keek hem stomverbaasd aan.

“Waarom zou het dat niet zijn? Alles is in orde, afgezien van het feit dat je te laat bent. Leden van de Krijgsmacht van de Koning moeten altijd op tijd zijn. En al je kleren zijn vies. Je ziet er niet uit. Was je handen, en haast je naar binnen.”

Thor rende door de poort, zwetend, en legde zijn handen in een kleine stenen wasbak met water. Hij plensde wat water in zijn gezicht, en haalde zijn handen door zijn lange haar. Hij was al sinds de vroege ochtend in beweging, hij zat onder het stof, en het voelde alsof hij tien dagen was weggeweest. Hij haalde diep adem, probeerde zichzelf te kalmeren, en liep snel de gangen door, richting de grote deuren van de feestzaal.

Terwijl hij door de grote gewelfde deuren naar binnen stapte, was het net als in zijn droom: voor hem stonden de twee eettafels, elk zeker dertig meter lang, en aan het einde zat de koning, aan het hoofd van zijn eigen tafel, omgeven door mannen. Er zaten niet alleen de mannen van de Koning, leden van de Zilveren en van de Krijgsmacht aan de tafels, maar ook honderden anderen, bands van reizende muzikanten, dansgroepen, hofnarren, tientallen vrouwen uit de bordelen… en dan waren er nog de bedienden, wachters en honden die rondrenden. Het was een gekkenhuis.

Mannen dronken uit grote drinkbekers van hun wijn en bier, en velen van hen zongen drankliederen, hun armen om elkaar heen, proostend. Er was oneindig veel voedsel op de tafels uitgestald, met zwijn en hert en ander wild, roosterend aan het spit. De helft van de kamer was zich aan het volstoppen, terwijl de andere helft zich druk pratend door de kamer verspreidde. Terwijl hij de chaos in de kamer observeerde en zag hoe dronken de mannen waren, besefte hij dat als hij eerder was gearriveerd, toen het begon, hij meer overzicht had gehad. Nu, op dit late uur, leek het te zijn geëvolueerd tot een dronken feest.

Thors eerste reactie, afgezien van het feit dat hij overweldigd was, was een diepe opluchting dat de Koning leefde. Hij slaakte een zucht van verlichting. Hij was in orde. Hij vroeg zich af of het voorteken misschien niets betekende, of zijn droom niets betekende, of hij zich misschien aanstelde, of hij het in zijn hoofd groter maakte dan het in werkelijkheid was. Maar toch kon hij het gevoel niet van zich af schudden. Hij voelde nog steeds een dringende urgentie om te Koning te bereiken, om hem te waarschuwen.

Bescherm onze koning.

Thor baande zich een weg door de menigte, in een poging de Koning te bereiken. Het ging traag. De mannen waren dronken en ruw, schouder aan schouder, en MacGil zat dertig meter verderop.

Thor was ongeveer halverwege toen hij stopte, en Gwendolyn in het oog kreeg. Ze zat aan een van de kleine tafels, aan de zijkant van de eetzaal, omgeven door haar dienstmeiden. Ze had een trieste blik in haar ogen, en dat was niets voor haar. Haar eten en drinken waren onaangeraakt, en ze zat in haar eentje, ver weg van haar familie. Thor vroeg zich af wat er mis kon zijn.

Thor brak zich los uit de menigte en haastte zich naar haar toe.

Ze keek op en zag hem aankomen, maar in plaats van te glimlachen, zoals ze altijd deed, betrok haar gezicht. Voor het eerst zag Thor woede in haar ogen.

Gwen stond op uit haar stoel, draaide zich om, en begon weg te lopen.

Thor voelde zich alsof er een mes door zijn hart werd geduwd. Hij begreep niet waarom ze zo reageerde. Had hij iets verkeerd gedaan?

Hij rende om de tafel heen, haastte zich naar haar toe, en pakte zachtjes haar pols vast. Ze veraste hem door hem van zich af te schudden, zich om te draaien en hem dreigend aan te kijken.

“Raak me niet aan!” schreeuwde ze.

Thor deed een stap naar achteren, geschokt door haar reactie. Was dit wel de Gwendolyn die hij kende?

“Het spijt me,” zei hij. “Ik wil je geen kwaad doen. En met al mijn respect. Ik wil alleen met je praten.”

“Ik heb geen woorden voor je over,” sprak ze ziedend, en haar ogen glommen van woede.

Thor kon nauwelijks ademen; hij had geen idee wat hij fout had gedaan.

“Milady, vertel me alsjeblieft, wat heb ik gedaan om je te beledigen? Wat het ook is, ik biedt mijn verontschuldigingen aan.”

“Er is geen excuus voor wat je hebt gedaan. Geen verontschuldiging zal voldoen. Het is wie je bent.”

Ze begon weg te lopen, en een deel van Thor dacht dat hij haar moest laten gaan; maar een ander deel van hem kon niet zomaar weglopen, niet na wat ze hadden gehad. Hij moest het weten; hij moest weten waarom ze hem zo erg haatte.

Thor haalde haar in en versperde haar de weg. Hij kon haar niet laten gaan. Niet zo.

“Gwendolyn, alsjeblieft. Geef me alsjeblieft de kans om te weten wat het is dat ik heb gedaan. Alsjeblieft, zeg het me.”

Ze staarde hem ziedend aan, haar handen op haar heupen.

“Ik denk dat je dat wel weet. Ik denk dat je dat maar al te goed weet.”

“Dat weet ik niet,” zei Thor oprecht.

Ze staarde hem aan, alsof ze hem trachtte te peilen, en leek hem te geloven.

“De nacht voor je me zag, er is me verteld dat je de bordelen hebt bezocht. Dat je vele vrouwen hebt gehad. En dat je de hele nacht met hen hebt doorgebracht. En toen de zon doorbrak, kwam je naar mij toe. Kun je het je herinneren? Ik walg van je gedrag. Ik hoop je gezicht nooit meer te hoeven aanschouwen. Je hebt me vernederd—en niemand vernederd mij!”

“Milady!” riep Thor uit. Hij probeerde haar te stoppen, hij wilde het uitleggen. “Het is niet waar!”

Maar een paar muzikanten kwamen tussen hen in, en ze rende weg. Ze glipte zo snel door de menigte dat hij haar niet kon vinden. Binnen enkele seconden was er geen spoor meer van haar te bekennen.

Thor brandde van binnen. Hij kon niet geloven dat iemand tot haar door was gedrongen, haar deze leugens had vertelt, haar tegen hem had opgezet. Hij vroeg zich af wie erachter kon zitten. Het maakte eigenlijk niet uit: zijn kansen bij haar waren nu verkeken. Hij voelde zich van binnen sterven.

Thor draaide zich om en wankelde door de kamer. Hij herinnerde zich de Koning. Hij voelde zich hol van binnen, alsof hij niets meer had om voor te leven.

Plotseling verscheen Alton, die hem de weg versperde, en met een tevreden glimlach op hem neerkeek. Hij droeg zijden leggings, een fluwelen blazer, en een veren hoed. Hij keek op Thor neer, met zijn lange neus en kin, en met de meest arrogante blik die Thor ooit had gezien.

“Zo, zo,” zei hij. “Als het de burger niet is. Heb je je toekomstige bruid al gevonden? Natuurlijk niet. Ik denk dat de geruchten over je avonturen in het bordeel zich al lang en breed hebben verspreid.” Hij glimlachte en kwam dichterbij. Hij liet zijn kleine, gele tanden zien. “Sterker nog, ik weet dat ze al de ronde gaan. Je weet wat ze zeggen: als er een kern van waarheid in zit, gaat het als een lopend vuurtje. Ik heb die kern gevonden. En nu is je reputatie geruïneerd, jong.”

Thor, ziedend van woede, kon zich niet langer inhouden. Hij stompte Alton in zijn maag, en hij viel naar voren.

Seconden later trokken leden van de Krijgsmacht en soldaten hen uit elkaar.

“Je bent te ver gegaan, jong!” riep Alton uit terwijl hij naar hem wees. “Niemand raakt een Koninklijke aan! Je zult de rest van je leven in de kerkers door brengen! Ik laat je arresteren! Geloof het maar! Bij het eerste licht zullen ze voor je komen!” riep Alton. Toen draaide hij zich om en stormde weg.

Alton en zijn wachters konden Thor niets schelen. Hij kon alleen aan de Koning denken. Hij rukte zich los uit de handen van de Krijgsmacht, en ging op MacGil af. Hij duwde mensen uit de weg terwijl hij zich naar de tafel van de Koning haastte. Zijn gedachten werden overmand door emoties, en hij kon nauwelijks geloven wat er allemaal gebeurde. Net nu hij een goede reputatie begon te krijgen, werd alles verpest door één of andere kwaadwillige slang, en werd zijn liefde hem afgepakt. En morgen, de dreiging dat hij gevangen genomen zou worden. En met de Koningin die hij tegen zich had, vreesde hij dat het nog zou gebeuren ook.

Maar dat kon Thor nu allemaal niets schelen. Het enige waar hij nu aan dacht was het beschermen van de Koning.

Hij duwde harder terwijl hij zich een weg door de menigte baande, botste tegen een hofnar aan, liep recht door zijn act heen, en eindelijk, na drie bedienden uit de weg te hebben geduwd, bereikte hij de tafel van de Koning.

MacGil zat in het midden van de tafel, een grote wijnzak in zijn hand, zijn wangen rood, lachend. Hij werd omgeven door al zijn generaals, en Thor duwde zich een weg naar hem toe. Eindelijk zag de Koning hem.

“Mijn heer,” riep Thor uit, en hij hoorde de wanhoop in zijn eigen stem. “Ik moet met u spreken! Alstublieft!”

Er kwam een wachter die Thor weg wilde trekken, maar MacGil hief zijn hand op.

“Thorgrin!” bulderde hij in zijn diepe, Koninklijke stem. “Mijn jongen. Wat doe je hier? De tafel van de Krijgsmacht is daar.”

 

Thor boog diep.

“Mijn koning, mijn verontschuldigingen. Maar ik moet met u praten.”

Een muzikant sloeg zijn cimbalen hard tegen elkaar in Thors oor, en MacGil gebaarde dat hij moest stoppen.

De muziek stopte, en alle generaals draaiden zich om en keken Thor aan. Thor voelde hoe alle aandacht op hem gericht was.

“Wel, jonge Thorgrin, je hebt de vloer. Spreek. Wat is het dat niet kan wachten tot morgen?” zei MacGil.

“Mijn heer,” begon Thor, maar toen stopte hij. Wat kon hij zeggen? Dat hij een droom had gehad? Dat hij een voorteken had gezien? Dat hij dacht dat de koning vergiftigd zou worden? Zou dat niet absurd klinken?

Maar hij had geen keus. Hij moest doorzetten.

“Mijn heer, ik had een droom,” begon hij. “Het ging over u. Het was in deze feestzaal. De droom was… dat u niet moet drinken.”

De koning leunde naar voren en zijn ogen sperden zich wijd open.

“Dat ik niet moet drinken?” herhaalde hij langzaam.

Toen, na een moment van stilte, gooide MacGil zijn hoofd achterover en bunderde van het lachen. De hele tafel schudde.

“Dat ik niet moet drinken!” herhaalde MacGil. “Dat is toch geen droom! Dat is een nachtmerrie!”

De Koning bulderde van het lachen, en al zijn mannen deden met hem mee. Thor werd rood, maar hij moest nu doorzetten.

MacGil gebaarde, en er stapte een wachter naar voren. Hij greep Thor vast en begon hem weg te sleuren—maar Thor rukte zich los. Hij was vastberaden. Hij moest de Koning zijn boodschap geven.

Bescherm onze Koning.

“Mijn Koning, ik eis dat u luistert!” schreeuwde Thor. Hij bonkte met zijn vuist op de tafel.

De tafel schudde, en alle mannen draaiden zich om en staarden Thor aan.

Er viel een stilte, en de Koning kreeg een dreigende blik in zijn ogen.

“JIJ eist?” schreeuwde MacGil. “Jij eist niets van mij, jongen!” schreeuwde hij.

De tafel werd stil, en Thor voelde zijn wangen branden van schaamte.

“Mijn koning, vergeef me. Ik wil u niet beledigen. Maar ik ben bezorgd om uw veiligheid. Alstublieft. Drink niet. Ik droomde dat u vergiftigd werd! Alstublieft. Ik geef heel veel om u. Dat is de enige reden dat ik dit zeg.”

Langzaam klaarde MacGils gezicht op. Hij staarde diep in Thors ogen en haalde diep adem.

“Ja, ik kan zien dat het je wat kan schelen. Ook al ben je een dwaze jongen. Ik vergeef je je respectloosheid. Ga nu. En laat me je gezicht niet zien tot het ochtend is.”

Hij gebaarde naar zijn wachters, en ze sleurden Thor mee, met kracht deze keer. De tafel hervatte haar festiviteiten en ze gingen verder met drinken.

Thor, die enkele meters mee werd gesleurd, brandde van verontwaardiging. Hij vreesde dat hij morgen de prijs zou betalen voor wat hij hier vanavond had gedaan. Misschien zouden hem zelfs wegsturen. Voorgoed.

De wachters gaven hem een laatste duw en Thor stond aan de tafel van de Krijgsmacht, misschien zes meter bij de Koning vandaan. Hij voelde een hand op zijn schouder en draaide zich met een ruk om. Reece.

“Ik ben je al de hele dag aan het zoeken. Wat is er met je gebeurd?” vroeg Reece. “Je ziet eruit alsof je een spook hebt gezien!”

Thor was te overweldigd om te reageren.

“Kom naast me zitten—ik heb een plekje voor je vrijgehouden,” zei Reece.

Reece trok Thor naast zich, aan een tafel die gereserveerd was voor de familie van de Koning. Godfrey had een drankje in elke hand, en naast hem zat Gareth, die met nerveuze blikken om zich heen keek. Thor had gehoopt dat Gwendolyn er ook bij zou zijn, maar dat was niet het geval.

“Wat is er, Thor?” drong Reece aan, terwijl hij naast hem ging zitten. “Je kijkt naar de tafel alsof hij je gaat bijten.”

Thor schudde zijn hoofd.

“Als ik het vertelde, zou je me niet geloven. Dus ik kan maar beter mijn mond houden.”

“Vertel het me. Je kunt me alles vertellen,” drong Reece aan.

Thor zag de intense blik in zijn ogen, en besefte dat iemand hem eindelijk serieus nam. Hij haalde diep adem en begon. Hij had niets te verliezen.

“Gisteren, in het bos, met je zus, zagen we een Witrug slang. Ze zei dat het een voorteken van de dood was, en ik geloof haar. Ik ben naar Argon gegaan en hij bevestigde dat er iemand zou sterven. Vlak daarna droomde ik dat je vader vergiftigd zou worden. Hier. Vanavond. In deze zaal. Ik voel het in mijn botten. Het zal gebeuren. Iemand probeert hem te vermoorden,” zei Thor.

Hij zei het allemaal gehaast, en het voelde goed om zijn hart te luchten. Het voelde goed dat er eindelijk iemand naar hem wilde luisteren.

Reece keek hem een lange tijd zwijgend aan. Eindelijk sprak hij.

“Je lijkt oprecht. Ik twijfel niet aan je. En ik waardeer je bezorgdheid om mijn vader. Ik geloof je. Echt waar. Maar dromen zijn lastig. Niet altijd wat we denken.”

“Ik vertelde het de Koning,” zei Thor. “En hij lachte me uit. Natuurlijk zal hij drinken vanavond.”

“Thor, ik geloof dat je dit hebt gedroomd. En ik geloof dat je dit echt voelt. Maar ik heb ook verschrikkelijke dromen, al mijn hele leven. Vannacht droomde ik dat ik uit het kasteel werd gezet, en ik werd wakker met het gevoel dat het echt was. Maar dat was het niet. Snap je? Dromen zijn vreemd. En Argon spreekt in raadsels. Je moet het allemaal niet te serieus nemen. Mijn vader is in orde. Ik ben in orde. We zijn allemaal in orde. Probeer te ontspannen en wat te drinken. En geniet ervan.”

Met die woorden leunde Reece, die gekleed was in bont, achterover in zijn stoel, en dronk. Hij gebaarde naar een bediende, die een enorme portie hertenvlees voor Thor neerzette, samen met een drinkbeker.

Thor staarde naar zijn eten. Hij voelde zijn hele leven ineenstorten. Hij wist niet wat hij moest doen.

Hij kon nog steeds aan niets anders denken dan zijn droom. Het was alsof hij midden in een nachtmerrie zat en niet wakker kon worden. Hij kon alleen maar zitten, en toekijken hoe iedereen om hem heen at en feest vierde. Het enige dat hij kon doen was naar de drankjes kijken, alle drinkbekers, die de richting van de Koning op gingen. Hij keek naar elke bediende, elke drinkbeker. Elke keer dat de Koning dronk, rilde Thor. Maar hij was geobsedeerd. Hij kon niet wegkijken. Hij keek en keek, en er leken wel uren voorbij te gaan.

Toen zag Thor een specifieke bediende die de Koning benaderde met een drinkbeker die anders was dan de anderen. Hij was groot, gemaakt van goud, en bedekt met robijnen en saffieren.

Het was de drinkbeker uit Thors droom.

Thors hart bonsde in zijn borst, en hij keek vol afschuw toe hoe de bediende dichter bij de Koning kwam. Toen hij nog maar twee meter van hem verwijderd was, kon Thor het niet langer aan. Elke cel in zijn lichaam vertelde hem dat dit de vergiftigde drinkbeker was.

Thor sprong op van de tafel en baande zich een weg door de menigte.

Net toen de Koning de drinkbeker in zijn handen nam, sprong Thor op de tafel, strekte zijn hand uit, en sloeg de drinkbeker uit de handen van de Koning. De hele zaal snakte naar adem terwijl de drinkbeker met een hard gekletter op de stenen vloer viel.

Doodse stilte. Iedere muzikant, iedere jongleur stopte. Honderden mannen en vrouwen draaiden zich om en staarden.

De Koning stond langzaam op en keek op Thor neer.

“Hoe durf je!” krijste de Koning. “Jij onbeschaamde kleine jongen!” schreeuwde hij. “Hiervoor laat ik je in de kerker gooien!”

Thor stond daar, geschokt. Hij voelde zijn hele wereld instorten. Hij wilde alleen maar verdwijnen.

Plotseling liep er een hond over de plas met wijn die op de grond lag. De hond begon de wijn op te likken. Voor Thor iets kon zeggen, voor de kamer weer kon bewegen, richtten alle ogen zich op de hond, die afschuwelijke geluiden begon te maken.

Een moment later verstijfde de hond. Hij viel op zijn zij, dood. De hele zaal staarde vol afschuw naar de hond.

“Je wist dat het vergif was!” riep een stem.

Thor draaide zich om en zag Prins Gareth staan, die beschuldigend naar Thor wees.

“Hoe kon je weten dat het vergiftigd was? Tenzij je degene bent die het hebt gedaan! Thor probeerde de Koning te vergiftigen!” riep Gareth uit.

De menigte barstte uit in chaos.

“Gooi hem in de kerkers,” commandeerde de Koning.

Een moment later voelde Thor hoe hij door de wachters werd vastgegrepen en door de hal werd gesleurd. Hij rukte en trok en probeerde zich te verzetten.

“Nee!” schreeuwde hij. “Je begrijpt het niet!”

Maar niemand luisterde. Hij werd door de menigte gesleept, en hij zag hen verdwijnen, hij zag zijn hele leven verdwijnen. Ze gingen een hal door en door een zijdeur, die achter hen dicht viel.

Het was stil hier. Een moment later voelde Thor hoe ze naar beneden gingen. Hij werd door meerdere handen over een stenen wenteltrap gedragen. Het werd donkerder en donkerder, en al snel hoorde hij het gesmeek van gevangenen. Een ijzeren celdeur werd geopend, en hij besefte ineens waar hij naartoe werd gebracht. De kerkers.

Hij verzette zich en probeerde los te breken.

“Je begrijpt het niet!” riep hij.

Thor keek op en zag een wachter naar voren stappen. Het was een grote, onbehouwen man met een ongeschoren gezicht en gele tanden.

Hij keek Thor dreigend aan.

“Oh, ik begrijp het maar al te goed,” klonk zijn raspende stem.

Hij haalde zijn arm uit, en het laatste wat Thor zag was zijn vuist, die op zijn gezicht af kwam.

Toen werd het zwart voor zijn ogen.

NU VERKRIJGBAAR!

EEN MARS VAN KONINGEN

(Boek #2 in de Tovernaarsring)


“DE TOVERNAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos

EEN MARS VAN KONINGEN neemt ons weer een stapje verder mee op Thors epische reis naar volwassenheid, terwijl hij zich meer begint te realiseren over wie hij is en wat zijn krachten zijn.

Nadat hij uit de kerker ontsnapt, is Thor geschokt wanneer hii hoort over een tweede poging om Koning MacGil te vermoorden. Wanneer MacGil sterft, breekt er chaos uit in het koninkrijk. Terwijl iedereen strijdt om de troon, is het Koninklijk Hof het toneel van familiedrama’s, machtsstrijden, ambities, jaloezie, geweld en verraad. Er moet een erfgenaam worden gekozen, en iemand zal de kans hebben om het eeuwenoude Zwaard van het Lot, de bron van al hun kracht, op te tillen. Maar dan wordt het moordwapen gevonden, en men richt zich op het vinden van de moordenaars. Tegelijkertijd moeten de MacGils een andere dreiging onder ogen zien: de McClouds, die op het punt staan de Ring van binnenuit aan te vallen.

Thor vecht om Gwendolyn’s liefde terug te winnen, maar wellicht krijgt hij de kans niet: hij moet inpakken en zich met zijn broeders voorbereiden op De Honderd, honderd gruwelijke, helse dagen die alle leden van de Krijgsmacht moeten overleven. De Krijgsmacht moet het Ravijn oversteken, voorbij de bescherming van de Ring, de Wildernis in, richting de Tartuvische Zee en het Eiland van de Mist, waarvan men zegt dat het bewaakt wordt door een draak.

Zullen ze terugkeren? Zal de Ring overleven tijdens hun afwezigheid? En zal Thor eindelijk achter het geheim van zijn lotsbestemming komen?

EEN MARS VAN KONINGEN vertelt het epische verhaal van vrienden en geliefden, van rivalen en minnaars, van ridders en draken, van intriges en politieke machinaties, van volwassen worden, van gebroken harten, van misleiding, ambitie en verraad. Het is een verhaal over eer en moed, over het lot, over tovenarij. Het is een fantasie die ons meeneemt naar een wereld die we nooit zullen vergeten, en die alle leeftijden zal aanspreken. Het boek is 60.000 woorden. Boeken #3 tot en met #13 zijn ook gepubliceerd!