Tasuta

Slaaf, Krijger, Koningin

Tekst
Märgi loetuks
Šrift:Väiksem АаSuurem Aa

HOOFDSTUK ACHTTIEN

Rexus was gevuld met woede terwijl hij op het dak lag en toekeek hoe duizenden burgers op het Zwartrotsplein gevangen werden genomen. Ze werden omsingeld door soldaten van het Rijk die zich rond het plein hadden opgesteld om te voorkomen dat ze zouden ontsnappen. Voor hen, op een platform, stond Generaal Draco. Hij las de proclamatie van de koning voor, en elk woord versterkte de woede in Rexus’ hart. Ze bereidden zich voor om nog meer eerstgeborenen mee te nemen, de beste mannen die het volk te bieden had. Hij verstevigde de grip op zijn zwaard en maakte zich klaar voor de strijd.

Maar nu hij zoveel soldaten van het Rijk zag, begon Rexus te twijfelen aan zijn besluit om de rebellen wederom een strijd in te leiden waar ze niet volledig op voorbereid waren. Het verzet was gegroeid, ja, maar ze hadden nauwelijks duizend man tot hun beschikking. De enige manier waarop ze vandaag zouden kunnen overwinnen, was als de burgers beneden zich bij hen aansloten.

Maar zouden ze dat doen?

Toen Generaal Draco klaar was met voorlezen keek hij op, zijn smalle ogen op de menigte gericht.

“Voor we de eerstgeborenen komen halen—een waarschuwing. Verzet wordt bestraft!” riep hij.

Hij knikte naar zijn luitenant, en de luitenant opende één van de slavenwagens die achter het platform stonden. Rexus kneep zijn ogen samen en vroeg zich af wie daar in kon zitten.

Hij was verbijsterd toen hij zag dat er gearresteerde rebellen uit de wagen werden gesleurd en de soldaten van het Rijk hen met knuppels richting het podium dreven. Rexus had het gevoel alsof hij in zijn hart werd gestoken. Eén van de twaalf groepen die hij erop uit had gestuurd was gepakt.

De soldaten ketenden de gevangenen vast op het platform en snoerden hen de mond, en Rexus’ woede werd alleen maar sterker toen hij hen een schoppende en schreeuwende Anka het podium op slag sleuren. Ze ketenden haar aan een paal vast. Haar kleren zaten onder het bloed en haar gezicht zat vol blauwe plekken.

Rexus kneep zijn ogen samen. De aanblik van Anka—Ceres’ vriendin—deed zijn bloed koken van woede.

“Breng ons naar de schuilplaats van het verzet, en ik zal deze mensen laten leven!” schreeuwde Generaal Draco naar de menigte. Zijn stem bulderde over het plein. “Zeg niets, en ik zal, nadat deze verraders gemarteld en gedood zijn, twintig van jullie gevangen nemen, en dan nog twintig, en nog twintig, net zo lang tot er iemand zijn mond open doet!”

Er spoelde een golf van paniek door de menigte heen terwijl angstige moeders hun kinderen tegen zich aan drukten. Maar het plein bleef stil, en niemand leek bereid om het Rijk informatie te verschaffen.

Generaal Draco knikte, en twintig soldaten van het Rijk marcheerden het platform op, waarna ze met aangestoken fakkels hun plaats naast de gevangenen innamen. Toen de generaal weer knikte, drukten de soldaten de fakkels tegen de gezichten van de revolutionairen aan. Het geschreeuw van de mannen en vrouwen brandde in Rexus’ oren.

De toeschouwers schreeuwden uit protest, maar de soldaten die in het publiek stonden brachten de protestanten met knuppels, speren en zwepen tot zwijgen.

Rexus wist dat hij niet langer kon wachten. Klaar of niet, het was tijd. Rexus sprong van het dak, besteeg zijn paard, en galoppeerde terug naar de plek waar hij zijn mannen had achtergelaten.

“We vallen nu aan!” schreeuwde hij.

Zijn mannen grepen hun wapens en verzamelden zich, hun gezichten gehard met woede.

Rexus steeg af en greep het kleine spiegeltje in zijn zak, dezelfde die de andere leiders van de andere groepen bij zich droegen. Hij draaide zijn spiegeltje zodat het het zonlicht opving en weerkaatste, het teken dat ze klaar waren om aan te vallen.

Zijn teken werd beantwoord door felle lichtjes van achter huizen, tot hij er tien telde. Elf groepen, inclusief de zijne, hadden het gehaald, wat betekende dat alleen die ene groep was vastgezet.

Rexus keek naar zijn groep en knikte terwijl zijn hart hevig tekeer ging.

“Voor vrijheid!” schreeuwde hij. Hij trok zijn zwaard uit de schede en rende het plein op, de rebellen op zijn hielen. Hoewel zijn handen trilden en zijn keel droog was, twijfelde hij geen seconde. Overal om hem heen kwamen de andere groepen revolutionairen uit de schaduwen tevoorschijn, en hun geschreeuw vulde het plein.

Rexus hakte zich een weg door de muur van soldaten heen, langs nog drie op het plein, en hield het platform in de gaten. Hij moest daar zien te komen voor het te laat was, voor ze hun levens verloren.

“Vecht met ons en win je vrijheid!” riep hij naar de burgers terwijl hij zich een weg door de menigte baande.

Langzaam begon hij te merken dat de mannen om hem heen met blote handen het gevecht met de vijand aangingen.

Er brak chaos uit.

Soldaten van het Rijk begonnen de burgers aan te vallen en slachtten iedereen af die in hun buurt was. Rexus verdubbelde zijn inspanningen en schakelde overal soldaten uit. Terwijl zijn mannen het plein van alle kanten bestormden, zag hij Generaal Draco weggeloodst worden, beschermd door een berg van schilden. Rexus greep een pijl uit zijn koker, mikte op een smal gat tussen de schilden, en liet los.

Een moment later schreeuwde Generaal Draco het uit. Hij lag op het platform met een pijl in zijn schouder.

De soldaten die hem beschermd hadden vestigden hun aandacht op Rexus.

“Arresteer hem!” riep een soldaat.

Maar Rexus was met zijn boog zo snel als de bliksem, en hij wist hen uit te schakelen voor ze hem konden bereiken. Hij dook tussen de palen door, en met de hulp van andere revolutionairen bevrijdde hij de gevangenen van hun boeien.

Maar waar was Anka? vroeg hij zich af terwijl hij om zich heen keek.

Er was geen tijd om te zoeken. Rexus stond op de rand van het platform en spande zijn boog, en doodde net zoveel soldaten van het Rijk als dat hij pijlen had.

Eindelijk brak de muur van soldaten rond het plein open aan de noordelijke kant, en vrouwen en kinderen haastten zich de zijstraten in. De mannen bleven achter om te vechten tegen hun onderdrukkers, en het gekletter van zwaarden en gekreun van mannen vulde de lucht. Aan beide kanten vielen slachtoffers, en het bloed liep door de straten.

Rexus sprong van het podium naar beneden en doodde de ene soldaat na de andere, volledig in beslag genomen door een gevecht waarvan hij wist dat het de revolutie kon maken of breken.

Elke keer dat hij één van zijn mannen of een burger zag vallen, brak zijn hart een beetje meer. Hij werd zo hard meegesleurd door zijn blinde woede, dat hij dacht dat hij nooit door een zwaard van het Rijk zou sterven.

Maar op dat moment werd hij door twee soldaten tegelijk aangevallen. Eén stak hem van opzij in zijn schouder, de ander kwam van boven met een hamer op hem af.

De klap op zijn hoofd was plotseling—duizeligmakend—het zwaard in zijn schouder een scherpe pijn die het hem deed uitschreeuwen terwijl hij op de grond viel.

Even kon hij niets zien. Hij maaide met zijn zwaard voor zich uit in een poging zichzelf te verdedigen, en voelde nog een scherpe steek in zijn been.

Alles was een waas. Hij probeerde zijn ogen scherp te stellen.

Luid geschreeuw deed hem ineenkrimpen in een foetushouding. Hij werd omsingeld door de echo’s van de strijd.

Nu, dacht hij, nu sterf ik.

En met die gedachte wist hij dat Ceres nooit zo weten hoe veel hij om haar gaf.

Maar er boorde zich geen zwaard door zijn borst. Er werd geen speer in zijn buik gestoken. In plaats daarvan hoorde hij gegrom en kletterende zwaarden.

Toen Rexus eindelijk zijn zicht weer scherp kreeg, zag hij Nesos tegen de twee soldaten van het Rijk tekeer gaan, een zwaard in zijn ene hand en een speer in de andere.

Langzaam krabbelde Rexus overeind. De wond in zijn schouder stak, hij was nog steeds duizelig van de klap op zijn hoofd, en de wond in zijn been schreeuwde. Hij viel een keer om, maar kwam meteen weer overeind.

Nesos begroef zijn speer in de hals van één van de soldaten, en Rexus, die zijn kracht voelde terugkeren, dreef zijn speer in de oksel van de andere soldaat.

Er schalde een hoorn over het plein, en de soldaten van het Rijk begonnen aan een evacuatie naar de zijstraten. Ze werden opgejaagd door massa’s burgers, die hen doodden.

De rebellen juichten, inclusief Nesos. Maar Rexus kon zijn arm niet optillen en zijn knieën voelden ineens heel slap.

Nesos rende naar hem toe en ving hem op, waarna hij hem voorzichtig op de grond liet zakken.

Rexus lag daar terwijl de rust op het plein terugkeerde. Hij keek richting de Alva Bergen, richting de grot, het kasteel, waar het merendeel van zijn mannen zich bevond.

Zijn ogen werden groot. Zijn ziel schreeuwde.

Het kasteel werd verzwolgen door een vurig inferno.

De revolutie was voorbij.

HOOFDSTUK NEGENTIEN

De haartjes in Ceres’ nek stonden recht overeind terwijl ze wachtte tot de bijl op haar zou neerdalen. De menigte was stil geworden, en ze hoorde haar beul zijn wapen in de lucht heffen.

Op dat moment flitste haar hele leven aan haar voorbij.

Maar tot haar verbazing kwam de bijl nooit naar beneden.

In plaats daarvan voelde ze sterke armen om haar middel.

En een moment later tilde iemand haar de lucht in.

Ze landde op haar buik, en besefte dat ze op de rug van een paard gedrapeerd was, haar benen aan de ene kant, haar hoofd aan de andere. Iemand sprong achter haar op het paard, spoorde het dier aan, en Ceres voelde een sterke arm om haar middel die ervoor zorgde dat ze niet viel. Ze hoorde pijlen voorbij suizen, die vervolgens een wapenrusting of een schild raakten.

 

De soldaten van het Rijk begonnen te schreeuwen en er brak chaos uit onder de toeschouwers, maar hun stemmen vervaagden al snel terwijl het paard ervandoor galoppeerde.

Na een tijdje gereden te hebben hield het paard halt, en ze voelde haar nieuwe gijzelnemer afstijgen. Sterke handen grepen haar bij haar middel, tilden haar van het paard af en zetten haar op de grond.

Ze trok haar blinddoek af en haar adem stokte in haar keel toen ze Thanos’ gezicht zag.

“Kom,” zei hij. Hij pakte haar hand en trok haar met zich mee richting het paleis.

“Wacht,” zei ze. “Waarom…hoe…?

Ze merkte dat haar handen nog steeds trilden, en ze kon niet geloven dat ze nog niet dood was.

Hij hielp haar naar de hoofdingang, haar knieën zo wankel dat ze hem nauwelijks kon bijhouden. Ze werd overspoeld door verwarring en woede en verrassing.

“We moeten onmiddellijk met de koning en koningin spreken, voor de soldaten ons vinden,” zei Thanos.

Ceres verstijfde en rukte haar hand los. De gedachte dat ze de koning en koningin moest zien beangstigde haar.

“Nee! Waarom?” vroeg ze. “Zij hebben het bevel voor mijn executie gegeven.”

Thanos trok haar achter een pilaar in de vestibule, duwde haar zachtjes tegen het koude marmer, en keek in haar ogen.

“Ik meende wat ik zei in het Stadion,” zei hij.

Ze kneep haar ogen samen.

“Je kunt me je leven toevertrouwen.”

Toen hij naar voren leunde en zijn voorhoofd tegen het hare liet rusten, raakte ze ademloos.

“En…ik heb je nodig,” zei hij.

Thanos tilde zijn hand op en keek naar Ceres’ mond terwijl hij zijn vingertoppen langs haar lippen liet glijden, zijn aanraking zo licht als een veertje.

Ze huiverde van verrukking. Zijn geur hing om haar heen, zijn gezicht was slechts een centimeter bij het hare vandaan, maar de oorlog tussen haar hoofd en haar hart deed haar verstijven. Dit kon ze niet maken, nee, ze mocht niet genieten van zijn aanraking, ze moest het haar lichaam verbieden. Hij was nog altijd de vijand, en dat moest zo blijven voor zolang als ze leefde.

Hij reikte achter haar hoofd en drukte zijn wang tegen de hare, en zijn tederheid zorgde dat Ceres een licht zuchtje liet ontsnappen. Ze voelde zijn hand om haar middel, hun lichamen tegen elkaar gedrukt, warm, teder.

“Maar je mag het niemand vertellen,” zei hij terwijl hij haar los liet. “Kom. We moeten de koningin en koningin spreken. Ik heb een plan.”

Tegen haar wil liet ze hem haar de kolossale vestibule in leiden, en ze renden langs massieve, marmeren pilaren die helemaal tot aan het plafond reikten. Ceres had nog nooit een dergelijke architectuur gezien; het leek alsof het paleis was gebouwd door de goden. Zijden gordijnen, glimmende kandelaars, marmeren standbeelden en gouden vazen versierden het interieur. Ze kwam net uit de kerker en had haar hele leven in extreme armoede doorgebracht, en het voelde alsof ze in een andere wereld terecht was gekomen.

Toen ze op de eerste verdieping arriveerden, leidde hij haar naar een enorme bronzen deur en trok hem open. Ze liepen een enorme rechthoekige kamer binnen. Aan het einde van lange rijen rode marmeren pilaren en rijen van zitplaatsen met chique geklede mannen en vrouwen stonden twee tronen. Daar zaten de koning en koningin.

Met Ceres’ hand in de zijne liep Thanos naar de tronen toe.

De koning stond op. Zijn gezicht liep rood aan en de aderen in zijn voorhoofd waren zichtbaar.

“Wat heb je gedaan?” bulderde hij.

De koningin legde een hand op die van de koning, maar de koning wierp haar alleen een dreigende blik toe.

“Als u beloofd Ceres’ leven te sparen, zal ik met Stephania trouwen,” verkondigde hij.

Ceres wierp een zijlingse blik op Thanos en vroeg zich af waar hij mee bezig was. Zijn eerdere avances verwarden haar.

“Denk je soms dat je dit koninkrijk regeert, jongen?” zei de koning, en toen wendde hij zich tot de soldaten van het Rijk. “Arresteer ze!”

“U kunt me niet arresteren!” riep Thanos. Hij deed moedig een stap naar voren en wees naar de koning.

Maar de soldaten van het Rijk besteedden geen aandacht aan Thanos.

De koning gebaarde met zijn hand, en Ceres en Thanos werden weer vastgegrepen. Deze keer werden ze allebei naar de kerker gebracht.

*

Ceres stond bij de tralies en tuurde de gang van de kerker in. Haar ongeloof werd langzaam vervangen door hopeloosheid. Er was nog niet eens een uur voorbij, en hier was ze alweer, in dit rottende hol, wachtend op haar lot. Ze hadden nu in elk geval de cel voor zichzelf, ze hoefden niet te vrezen voor tuig, maar behalve dat wist ze dat het er slecht uitzag. Extreem slecht.

Ze dacht aan de anderen die op het schavot hadden gestaan en vroeg zich af of hun straf wel voltooid was, of zij nu één van de duizenden slachtoffers van het wrede Rijk waren.

En dan was er nog Apollo… Haar ogen vulden zich met tranen en ze veegde er één weg.

Ze wierp een blik op Thanos, die op de smerige vloer zat. Die nare koning had hem met één woord zijn waardigheid ontnomen.

“Het spijt me,” zei hij terwijl hij met zijn hoofd tegen de muur leunde. “Ik dacht niet dat mijn oom ons in de gevangenis zou gooien.”

“Dat had je niet kunnen weten,” zei Ceres.

“Dat had ik moeten weten.”

Er volgde een lange stilte, want wat viel er te zeggen? vroeg Ceres zich af. Het bespreken van de gebeurtenissen die hen hier hadden gebracht zou hun omstandigheden niet veranderen.

Thanos stond op en liep een paar keer heen en weer.

“Ik heb het verlangen van de koningin om mij met Stephania te laten trouwen verkeerd beoordeeld,” zei hij.

Hij schopte een paar keer tegen de muur en schudde zo hard met de tralies dat Ceres dacht dat ze zouden breken.

“Geef jezelf niet de schuld voor de wreedheid van anderen,” zei ze zodra hij was gekalmeerd. Hun ogen ontmoetten elkaar in de schemering.

“Ik had dat paard nooit moeten laten stoppen.”

Ze hield zijn blik vast, zijn ogen intens. De herinnering aan zijn vingertoppen op haar mond en zijn lichaam tegen het hare stond haar nog goed bij.

Ze hoorde voetstappen naderen, en toen ze zich omdraaide zag ze een aantal soldaten van het Rijk een jonge vrouw en enkele mannen in de cel naast hen gooien.

Ze snakte naar adem.

“Anka?” zei ze terwijl ze tussen de ijzeren tralies door tuurde.

Anka klemde haar bebloede handen om de tralies heen. Haar lichaam was bedekt met brandwonden, haar mooie zwarte lokken waren verdwenen, in oneven lengtes afgeschoren.

“Ceres?” zei ze, en haar ogen lichtten op.

De soldaten van het Rijk deden de deur van Ceres’ cel open en sleurden Thanos en Ceres naar buiten.

“Wat is er gebeurd? Zijn mijn broers in orde? Rexus?” riep Ceres naar Anka, wanhopig om antwoorden.

“Er was een gevecht…” begon Anka.

Maar ze gingen de hoek om, en Ceres kon Anka’s stem niet meer verstaan onder de zware voetstappen van de soldaten. Het verscheurde haar.

“Ik eis dat jullie me vertellen waar we heen worden gebracht,” zei Thanos.

De soldaten zwegen en duwden hen voorwaarts, en Ceres’ hart ging net zo tekeer als toen ze op weg was naar haar executie.

Ze werden door de gang geschoven, en toen ze bij de trap kwamen, hielden de soldaten halt.

“Ga,” zei één van hen.

Ceres keek Thanos verbijsterd aan. Hij nam haar hand, en samen gingen ze de trap op.

Wat zou hen boven te wachten staan? vroeg Ceres zich af. Ze kon niet geloven of hopen dat ze daadwerkelijk vrij om te gaan was. Zou er een wagen staan om hen naar het schavot te brengen? Stonden er een tiental soldaten te wachten, klaar om hen met vlammende pijlen neer te schieten?

Thanos kneep in haar hand. Zijn gezicht leek veel kalmer dan de razende angst die zij van binnen voelde, en ze vroeg zich af hoe hij op een moment als dit zo rustig kon zijn.

Toen ze boven aan de trap kwamen zag Ceres de koningin voor hen staan, haar handen voor haar lichaam gevouwen.

De koningin zag dat Ceres en Thanos elkaars handen vasthielden en fronste.

“Ik heb de koning wat verstand ingepraat en hij heeft ermee ingestemd om jullie vrij te laten zolang je plechtig belooft om met Stephania te trouwen,” zei ze.

“Ik zweer het,” zei Thanos, en hij verstevigde zijn greep om Ceres’ hand.

“En daarmee verwacht ik dat jullie twee al het contact verbreken tenzij jullie voor de Killings trainen,” zei de koning terwijl ze haar ogen samenkneep.

“Begrepen,” zei Thanos met een knikje.

De koningin deed een stap naar voren en vestigde haar kille ogen op Ceres.

“En wat jou betreft, klein meisje,” zei ze, “ik heb plannen voor je, en je mag misschien blij zijn dat je nog leeft, maar het zal je spoedig spijten dat je vandaag niet op dat schavot onthoofd bent.”

De koningin draaide zich om en liep weg, en Ceres besefte dat het binnen de kasteelmuren waarschijnlijk nog dodelijker was dan erbuiten.

HOOFDSTUK TWINTIG

De volgende ochtend arriveerde Ceres extra vroeg op het oefenterrein. Haar hoofd tolde nog steeds van de gebeurtenissen van de vorige dag, van hoe dicht ze bij de dood was gekomen. En bovenal, door de gedachte aan Thanos. Ze was hem haar leven verschuldigd. En toch wist ze niet of ze van hem hield, of dat ze hem haatte. En wetend dat Rexus daar ergens was, wachtend op haar, zorgde ervoor dat ze het haatte dat ze deze gevoelens voor een ander had.

Ze wilde er even niet meer aan denken en haar training met Thanos voortzetten, dus Ceres concentreerde zich op haar werk. Zorgvuldig legde ze alle wapens klaar waarvan ze dacht dat ze ze vandaag zouden gebruiken, en toen vulde ze de drinkemmer met vers water.

Ze was geconcentreerd bezig toen ze ineens, vanuit haar ooghoek, Lucious op haar af zag komen lopen. Zijn ogen waren gevuld met afkeer, zijn lichaam stijf van agressie. Haar spieren spanden zich. Er was verder niemand te bekennen, en ze wenste nu dat ze niet zo vroeg was geweest.

En toen zag ze haar zwaard in Lucious’ hand, en haar hart begon hevig te kloppen.

Ze wist dat ze niet met hem kon vechten—hij zou haar weer laten arresteren en vast laten zetten. Maar ze kon zichzelf ook niet niet verdedigen, want ze wist dat hij niet zou aarzelen om haar af te maken.

Toen bedacht ze ineens iets. Was de koningin hier verantwoordelijk voor?

Gealarmeerd keek ze om zich heen om te zien of er al anderen onderweg waren, maar ze hoorde geen stemmen en zag niemand in de verte.

Lucious kwam dichterbij en deed dreigend een stap in haar richting. Zijn hand klemde zich om het heft van het zwaard, en de aderen in zijn voorhoofd waren zichtbaar.

“Leg het zwaard op de tafel!” hoorde Ceres een diepe stem achter zich zeggen.

Ze draaide zich om en zag een vreemdeling. Hij was gekleed in de stijl van de zuidelijke eilanden, zijn lange tuniek hetzelfde als degenen die daar vandaan kwamen. Zijn huid had een goudkleurige gloed, zijn zwarte, schouderlange haar was bijeengebonden in een paardenstaart, en hij had een kaarsrecht postuur.

Zijn donkere, schuine ogen keken Lucious met zoveel intensiteit aan dat Ceres ervan overtuigd was dat de vreemdeling kon doden met zijn ogen.

Lucious drukte zijn lippen op elkaar en legde haar zwaard op de wapentafel.

“Ga nu,” zei de man.

Lucious wierp hem een afkeurende blik toe, maar deed wat de vreemdeling zei en beende snuivend weg.

“Ik neem aan dat jij Ceres bent?” vroeg de man.

Ze aarzelde en vroeg zich af of deze man te vertrouwen was. Misschien was hij wel een huurling die door de koningin was gestuurd om haar af te maken. De woorden van de koningin galmden nog door haar hoofd.

“Wie bent u?” vroeg ze.

“Je mag me Meester Isel noemen,” zei de man. “Ik ben je nieuwe vechtmeester.”

Eerst dacht ze dat ze hem verkeerd had verstaan, zeker toen ze dacht aan de laatste opmerking van de koningin. Maar door de manier waarop Isel naar haar keek, met respect en waardigheid in zijn ogen, durfde ze bijna te geloven dat hij de waarheid sprak.

 

“Van nu af aan, gedurende drie uur per dag, zal ik je trainen om een krijgsdame te worden,” zei hij. “Ik zal je trainen als een man, zodat geen enkele man je ooit zal kunnen aanraken of van je zal kunnen winnen. Accepteer je dit?”

Ze geloofde hem nu, maar waarom? En het verraste haar dat hij die vraag stelde. Was niet accepteren een optie? Zelfs als dat zo zou zijn, dan zou het dwaas zijn om te weigeren.

“Wat is het doel van deze training?” vroeg ze.

“Thanos heeft me gestuurd. Een geschenk om je sterk te maken. Om je te geven waar je zo naar verlangd: een kans om te leren vechten. Echt te leren vechten.”

Ze werd overspoeld door vreugde, en even kon ze geen adem meer halen.

“Accepteer je mijn aanbod, of moet ik tegen hem zeggen dat je er vriendelijk voor hebt bedankt?” vroeg hij met een glinstering in zijn ogen.

“Ik accepteer het. Ik accepteer het,” zei ze.

“Goed dan. Als je klaar bent, dan kunnen we beginnen.”

Ze knikte en wilde haar zwaard pakken.

“Nee!” zei Isel.

Verschrikt draaide Ceres zich weer om.

“Eerst moet je leren hoe je moet sterven.”

Verward kneep Ceres haar ogen samen.

“Ga in het midden van het oefenterrein staan,” zei hij, wijzend met zijn zwaard.

Ceres deed wat hij vroeg, en zodra ze haar plaats had ingenomen, begon hij langzaam in een cirkel om haar heen te lopen.

“Er wordt van koninklijke krijgsheren verwacht dat zij zich op een bepaalde manier gedragen,” zei hij. “Als je de koning en het Rijk vertegenwoordigd, wordt er excellentie van je gevraagd.”

Ze knikte.

“Er zijn specifieke sterfrituelen, en er wordt van je verwacht dat je moedig sterft, zonder een greintje angst, door jezelf over te geven aan een koelbloedige moord.”

“Ik begrijp het,” zei ze.

Hij ging tegenover haar staan, zijn handen achter zijn rug.

“Ik zie veel angst in je ogen,” zei hij. “Je eerste les is om elk spoor van kwetsbaarheid, van zachtheid, en bovenal, van angst voor je tegenstander, te elimineren.”

Hij kwam dichterbij.

“Je geest is ergens anders, op een andere plek. Als je bij mij bent, dan bestaat er niemand en niets ergens anders!” riep hij gepassioneerd.

“Ja, Meester Isel.”

“Om als meisje deel te kunnen nemen moet je twee, drie keer zo hard als de mannen werken, en als ze zwakte aanvoelen, zullen ze dat tegen je gebruiken.”

Ze knikte, wetend dat hij de waarheid sprak.

“Je tweede les begint nu meteen, en die draait om kracht. Je bent mager. Je hebt meer spierkracht nodig,” zei hij. “Kom.”

Ze volgde Isel naar de zee en hij stopte bij de uitstekende kliffen.

Gedurende de eerste twee uur liet hij haar zwarte rotsen optillen, zware stenen gooien, en de steile klif beklimmen.

Toen haar lichaam haar smeekte om te stoppen, liet hij haar het laatste uur sprintsessies en push-ups op het zand doen.

Tegen het einde van Ceres’ training waren haar kleren doorweekt van het zweet. Haar spieren trilden van de inspanning, en ze kon nog maar nauwelijks terug naar het kasteel lopen, waar de andere krijgers al aan het sparren waren.

Toen ze bovenkwamen, overhandigde Meester Isel haar een houten beker.

“Drink dit elke dag,” zei hij. “Het is een tonic van as—goed voor sterke botten.”

Ze goot het smerig smakende drankje naar binnen, haar armen zo uitgeput dat ze de beker nauwelijks naar haar lippen kon krijgen.

“Morgen zal ik je hier bij zonsopkomst ontmoeten om verder te gaan met je krachttraining en meer,” zei hij.

Meester Isel knikte naar een stevige blonde dienstmeid, en het vrolijke meisje kwam naar hen toe.

“Tot morgen, Ceres,” zei hij, en hij liep de tuinen in.

“Volgt u mij alstublieft, mijn vrouwe,” zei het dienstmeisje, en ze liep in de richting van het paleis.

Ceres dacht niet dat ze nog een stap kon verzetten, maar op de één of andere manier slaagde ze erin om haar te volgen.

Het dienstmeisje leidde haar het paleis in, vier trappen op, richting de westelijke toren. Aan de top van een wenteltrap kwamen ze in een kamer. Het beddengoed was gemaakt van zijde, de gordijnen van het beste linnen, en er stond een bed zo breed als dat het lang was tegen de noordelijke muur.

Er lagen vier jurken op het bed klaar, twee van het beste zijde, en twee van zacht linnen. Voor het haardvuur, boven op een tapijt van wit bont, stond een badkuip met stomend water en irisblaadjes die op het oppervlak dreven.

“Meester Isel heeft dit eten speciaal voor u laten brengen, mijn vrouwe,” zei het dienstmeisje.

Haar maag knorde toen ze een tafel zag die bedekt was met vlees, fruit, groenten, gerst, bonen en brood. Ze liep erheen en verslond een paar monden vol, waarna ze het met wijn uit een gouden kelk wegspoelde.

“Mag ik u helpen uitkleden voor het bad, mijn vrouwe?” vroeg het dienstmeisje nadat Ceres klaar was met eten.

Ceres werd ineens overspoeld door een golf van verlegenheid. Iemand haar laten uitkleden?

“Ik…” begon ze.

Maar voor ze kon weigeren was het dienstmeisje al bezig om het shirt uit Ceres’ broek te trekken. Zodra ze uitgekleed was, hielp het dienstmeisje Ceres het bad in. Het hete water verzachtte haar pijnlijke spieren.

Het meisje waste Ceres’ huid met een spons, en ging vervolgens aan de slag met Ceres’ haar. Ze ontklitte het met een zoetgeurende kamperfoelie conditioner, en maakte Ceres’ haar zo zacht als zijde.

Ze klom de badkuip uit, en het dienstmeisje droogde haar af, waarna ze Ceres’ huid insmeerde met olie. Toen bracht het meisje make-up op haar gezicht aan.

“Uw jurk, mijn vrouwe,” zei het meisje terwijl ze de koraalkleurige jurk omhoog hield.

Eerst hielp ze Ceres in een witte tuniek die tot aan haar enkels reikte en haar schouders bedekte, en toen deed ze haar de koraalkleurige jurk aan, die ze vastmaakte met twee gouden broches boven haar schouders.

Ceres bestudeerde het materiaal en zag dat er met een gouden draad een patroon in de stof geborduurd was, dat haar herinnerde aan de lelies in de vallei.

Uiteindelijk vlocht het dienstmeisje Ceres’ haar deels omhoog, en plaatste ze een dunne gouden hoofdband in de vorm van een krans op haar hoofd.

“U ziet er geweldig uit, als ik zo vrij mag zijn, mijn vrouwe,” zij het dienstmeisje glimlachend terwijl ze Ceres van een afstandje bewonderde.

Er werd op de deur geklopt, en het dienstmeisje deed open.

Ceres keek in de spiegel en herkende zichzelf niet. Haar lippen waren rood, haar gezicht gepoederd met talk, haar ogen donkerder gemaakt met oogmake-up. Hoewel ze dankbaar was voor het eten en het warme bad, haatte ze het feit dat ze nu op de prinsessen leek die ze haar hele leven had gehaat.

Toen kreeg ze een idee, en ze wendde zich tot de boodschapper bij de deur.

“Kunt u alstublieft aan Thanos doorgeven dat ik graag Anka, het meisje dat in de gevangenis zit, als mijn dienstmeisje zou willen hebben?” vroeg Ceres.

De boodschapper boog.

“Ik zal de boodschap doorgeven,” zei hij.

Het meisje sloot de deur en liep naar Ceres toe.

“Een uitnodiging voor u, mijn vrouwe,” zei ze buigend.

Ceres pakte het briefje van het zilveren dienblad af en vouwde het open.

Ceres,

Als je het leuk vind, zou ik het een eer vinden als je me vanmiddag zou willen vergezellen. Ik zou het fijn vinden als je me bij de bibliotheek wil ontmoeten.

Hoogachtend,

Thanos

Ceres ging op het bed zitten en probeerde de opwinding die ze voelde te negeren. Ze zou Thanos weer zien—alleen zij tweeën—en nog wel in de bibliotheek. Ze was dol op leren, en was vaak genoeg van huis weggeslopen om de rollen in de bibliotheek te lezen, die zich op slechts twintig minuten vanaf haar ouders’ huis bevond.

Ik moet me niet zo opgewonden voelen bij de gedachte dat ik Thanos weer ga zien, zei ze tegen zichzelf. Ze legde het briefje naast zich neer. Als haar affectie voor hem zou groeien en ze moest hem misleiden en verraden, dan zou het alleen maar lastiger worden. En ze hield van Rexus. Hoe kon ze een dergelijke uitnodiging van de vijand, die zij een paar dagen geleden beiden hadden veracht, nu accepteren?

Ceres wist dat het accepteren van Thanos’ uitnodiging ook gevaarlijk was. Gisteren nog had de koningin gezegd dat ze elkaar niet buiten de training mochten zien, en nu tartte Thanos openlijk haar bevel. Kende hij dan geen angst?