Tasuta

Slaaf, Krijger, Koningin

Tekst
Märgi loetuks
Šrift:Väiksem АаSuurem Aa

HOOFDSTUK ACHT

De nacht bleef meedogenloos koud, de wind een razende storm, maar dat weerhield Ceres er niet van om het paard tot een furieus tempo aan te drijven. Ze was vastberaden om Rexus te vinden, als er genoeg tijd was. Urenlang sloeg de regen als scherven van ijs tegen haar gezicht. Haar kleren waren doorweekt en haar vingers stijf bevroren, maar ze werd gedreven door haar woede jegens haar moeder en Heer Blaku.

Eindelijk kwam de buitenste muur van de hoofdstad in zicht, en toen het stopte met regenen, vertraagde ze tot een draf. De zon kwam op boven de Alva Bergen, glinsterend door de uiteengaande wolken, en kuste de witte gebouwen van de stad. Met nog ongeveer een uur te gaan voor ze bij het paleis moest zijn, sprong Ceres van het paard en leidde de merrie langs de licht glooiende kloof naar de rivier. Nadat ze het paard naar het water had geleid, pakte ze het brood en het vlees uit dat ze van Heer Blaku had gepakt en maakte gelijke porties voor Anka en zichzelf.

Ze ging op een rots zitten en wierp een blik op Anka, die het voedsel naar binnen werkte als een uitgehongerd dier.

“Wil je dat ik je naar huis breng?” vroeg ze aan Anka.

Anka stopte even met eten en keek op, haar ogen ineens vermoeid, maar ze zei niets.

“Misschien zal je familie, nu de slavendrijver dood is—”

“Mijn ouders hebben me verkocht om hun boerderij te redden. Twintig goudstukken,” zei Anka bitter. “Ze zijn mijn familie niet meer.”

Ceres begreep het. Oh, ze begreep het maar al te goed. Ze keek naar de Alva Bergen en dacht even na.

“Ik weet waar je misschien een nieuw thuis kunt vinden,” zei ze.

“Waar?” vroeg Anka, terwijl ze een slok van de wijn nam.

“Mijn broers en vrienden zijn deel van het verzet.”

Anka kneep haar ogen samen en knikte.

“Je bent nu mijn zus en zij zullen mijn familie en vrienden zijn. Ik zal aan je zijde vechten en ook deel uitmaken van het verzet,” zei ze.

Zodra ze hun maaltijd hadden verorberd, leidde Ceres de merrie terug naar de weg. Ze reed met Anka over de glooiende heuvelrug naar de ingang van de hoofdstad—een zwaar bewaakte ophaalbrug gemaakt van dik eikenhout. Ze voegden zich in de rij achter andere reizigers en kooplieden, en reden langzaam langs een soldaat de brug op.

Ze reden door de geplaveide straten, langs huizen en houten schuren, door nauwe steegjes. De stad begon te ontwaken, de inwoners stelden zich op bij de bronnen met emmers en vaten. Kinderen speelden in de straten en de lucht vulde zich met hun gelach, dat Ceres herinnerde aan veel gelukkigere, veel simpelere tijden.

Na hectares van verwelkte, bruine planten bereikten ze de voet van de Alva Bergen. Er rustten bescheiden huizen op de glooiende heuvel, beschermd door balken, en er liep een waterval langs de berghelling. Van buitenaf gezien leek het niets meer dan een gewone kleine vesting aan de rand van Delos, met huizen, wagens, dieren en boeren die op de velden werkten. Maar het was allemaal een façade om te voorkomen dat de soldaten van het Rijk achterdochtig werden. In elk onderkomen broeide het verzet.

Ceres was hier al een keer eerder geweest: twee jaar geleden, toen Rexus haar de groeiende collectie wapens had laten zien, die in de grot achter de waterval waren opgeslagen.

Buiten de vesting, grenzend aan de zee, stond het oude verlaten kasteel: het hoofdkwartier van het verzet. Twee van de drie torens waren ingestort, en een aantal van de muren waren opgelapt met drijfhout en stenen. Ceres’ bestemming.

Ze stegen af en liepen over het zandpad. Het zeebriesje rukte aan Ceres’ kleren. Zodra ze bij de gewelfde poort arriveerden, werden ze tegengehouden door vijf zwaar bewapende mannen in burger.

“Mijn naam is Ceres. Ik ben hier voor Rexus, mijn vriend, en Nesos en Sartes, mijn broers,” zei ze, terwijl ze het paard halt liet houden. “Dit is Anka, mijn vriendin. We willen ons bij het verzet aansluiten.”

Eén van de mannen knipperde met zijn ogen, alsof hij haar naam herkende. Hij knikte en liep de binnenplaats op terwijl de andere mannen de meisjes met argwanende ogen gadesloegen.

Op de binnenplaats zag Ceres mannen en vrouwen gehaast bezig zijn. Sommigen trainden anderen in de kunst van het zwaardvechten; sommigen maakten wapenrustingen; sommigen sneden bogen en pijlen uit stokken; en anderen naaiden kleren.

Er gingen een paar minuten voorbij, en toen nog een paar. Waren Rexus en haar broers niet hier? vroeg Ceres zich af. Zou ze moeten vertrekken zonder hen te zien? Ze moest hen zien voor ze naar het paleis ging.

Ineens kwam Rexus de hoek om.

“Ciri!” riep hij, en hij rende naar haar toe.

Op het moment dat ze zijn gezicht weer zag, voelde Ceres hoe haar kracht wegebde, en toen hij zijn armen om haar heen sloeg barstte ze in tranen uit. Ze was zo lang sterk geweest, en nu ze in zijn veilige omhelzing stond, liet ze haar zwakte eindelijk bovendrijven.

“Ik dacht dat je dood was,” zei hij. Hij streelde over haar rug en drukte haar dicht tegen zich aan.

Hij kuste haar gezicht en droogte haar tranen, en drukte toen zijn zachte warme mond tegen de hare. Maar zijn lippen waren alweer verdwenen voor ze de kans had om van hun eerste kus te genieten.

“Ik was zo bezorgd om je,” zei hij terwijl hij haar tegen zich aandrukte. “Sartes zei dat hij je buiten je vaders schuur zag, maar dat je daarna was verdwenen.”

“Zijn mijn broers hier?” vroeg ze.

“Op het moment niet,” antwoordde Rexus. “Ze zijn op een missie.”

Ceres voelde haar hart zinken, maar ze knikte en deed een stap achteruit.

“Dit is mijn vriendin Anka,” zei ze, terwijl ze een hand op de schouder van haar nieuwe vriendin legde. “Zij zat ook in de slavenwagen. Ze heeft onderdak nodig.”

“In een slavenwagen? Dus daarom zie je er zo uit,” zei Rexus, terwijl zijn speelse ogen over haar lichaam gleden.

Ceres stompte hem tegen zijn schouder.

“Jij ziet er anders niet beter uit dan ik,” zei ze grijnzend, en Rexus moest lachen.

“Haal Fausta alsjeblieft voor me,” zei Rexus tegen een wachter. Hij draaide zich om naar Ceres, een tegenstrijdige blik in zijn ogen. “Blijf jij niet?”

Ceres voelde zich verscheurd. Een deel van haar wilde hier blijven bij Rexus en haar broers, maar een ander deel van haar wilde als wapenhouder werken.

“Ik ben door Prins Thanos ingehuurd als zijn wapenhouder.”

Rexus’ ogen knepen zich even samen, en toen knikte hij.

Er waggelde een oudere vrouw naar hen toe, vergezeld door de wachter. Haar rimpelige huid was zo wit als sneeuw, en haar ogen waren gevuld met jaren van kwelling en wijsheid.

“Fausta,” zei Rexus. “Zorg er alsjeblieft voor dat Anka onderdak krijgt. En geef haar voedsel en droge kleren.”

De oude vrouw spreidde haar fragiele armen en omhelsde de nieuwkomer.

“Je hebt nu een nieuw thuis, en we zullen elkaar vaak zien,” zei Ceres tegen Anka. “Ik ben je mijn leven verschuldigd en ik zal je nooit vergeten.”

Anka glimlachte zachtjes en knikte. Ze gaf Ceres een knuffel, en volgde toen Fausta de binnenplaats op.

Rexus nam Ceres’ hand in de zijne, nam de teugels van haar paard en leidde hen naar de stallen. Zodra ze aankwamen, liet hij Ceres los en leidde hij het paard naar de water trog.

“Je hebt een nieuw zwaard,” zei hij. Hij keek niet om en streelde de manen van het paard.

De merrie brieste tevreden.

“Ja. Een geschenk van mijn vader,” zei ze. Haar hand gleed automatisch naar het heft, en ze werd overspoeld door verdriet.

Maar ze wilde niet over sombere zaken praten.

“Het verzet is gegroeid,” zei ze.

“Sinds ik je hierheen bracht, zijn onze aanhangers verdrievoudigd,” zei hij.

Het maakte Ceres gelukkig om die verwondering in zijn ogen te zien.

Ze liepen naar buiten en gingen op een houten bankje zitten, Rexus tegenover haar. Hij streelde zachtjes haar haren, toen haar gezicht.

Er ontstond een leegte in haar borstkas toen ze dacht aan afscheid nemen, en ze overwoog om hier te blijven.

“Misschien blijf ik wel bij je,” zei ze.

Rexus drukte zijn lippen op elkaar.

“Dat zou ik geweldig vinden, maar ik denk dat het beter is als je je afspraak bij het paleis houdt,” zei hij.

Ceres wist dat hij gelijk had, maar toch deed het pijn om hem te horen zeggen dat ze moest gaan.

“We hebben hier veel aanhangers,” vervolgde Rexus. “Maar we hebben niemand binnen de muren van het paleis.”

“Ik weet niet hoeveel toegang ik zou hebben tot het paleis of tot de andere aristocraten,” zei ze.

“Als je het vertrouwen van Prins Thanos wint, weet ik zeker dat hij je toegang verschaft tot alles dat het verzet nodig heeft. Als het moment daar is, kun je ons het paleis in smokkelen, en kunnen we onze overwinning veilig stellen.”

Ceres’ maag draaide zich om bij de gedachte dat ze Prins Thanos’ vertrouwen moest winnen, alleen om hem te verraden. Maar waarom? Misschien was het omdat hij haar vertrouwde en hij haar een kans had gegeven toen niemand anders dat wilde doen. Of misschien was het omdat hij zijn familie en waar ze voor stonden net zo erg verachtte als de armen.

Hoe dan ook, Rexus had gelijk: door dit te doen, kon ze het verzet beter helpen dan wie dan ook. Sterker nog, haar aanwezigheid binnen de kasteelmuren was precies wat het verzet nodig had, en kon zelfs een belangrijke rol spelen in de ondergang van het Rijk.

Ze knikte, en heel even hielden ze elkaars blikken vast.

Ceres wilde het afscheid niet vertragen, haar verdriet overweldigde haar nu al. Dus ze stond op en liep de stallen in. Net toen ze op het punt stond om haar paard te bestijgen, hoorde ze Rexus achter zich. Ze wierp een blik achterom terwijl ze het zadel vastmaakte.

 

“Ik moet gaan zodat ik niet te laat kom. Zorg alsjeblieft voor mijn broers, en Anka,” zei ze.

Rexus legde een hand op haar schouder, en er verspreidde zich een tinteling door Ceres’ lichaam. Ceres dacht aan de kus die ze eerder hadden gedeeld. Was het zijn bedoeling om haar als vriendin te zoenen, of was het iets meer? Ze wilde dat het iets meer was. Ze wist dat als ze zich nu om zou draaien, ze in zijn ogen zou kijken en dat zijn lippen de hare zouden ontmoeten. En dan zou ze niet in staat zijn om zichzelf bij hem weg te trekken.

Dus zonder nog een woord te zeggen besteeg ze haar paard. Ze spoorde het dier aan en galoppeerde er van door, in de richting van het paleis—vastberaden om niet achterom te kijken.

HOOFDSTUK NEGEN

Terwijl de zon over de horizon brak, met nauwelijks een seconde te verliezen, galoppeerde Ceres door de poorten van het paleis. Ze liet het paard achter bij de koninklijke stallen en rende naar de trainingsvelden. Toen ze bijna halverwege was, voelde ze haar zwaard tegen haar been slaan, en ze stopte. Zou iemand haar zwaard zien en misschien proberen het van haar af te nemen als ze het mee nam? Ze wist dat ze geen tijd meer had, en ze kon ontslagen worden als ze te laat kwam, maar ze kon het zich niet veroorloven om dit zwaard te verliezen.

Zo snel als haar voeten haar konden dragen sprintte ze naar het huisje van de wapensmid. Ze trof het leeg aan, en klom de ladder op naar de zolderverdieping. Daar, achter een stapel oude planken en kromme takken, verborg ze haar zwaard. Daarna rende ze naar het trainingsveld.

Toen ze arriveerde—buiten adem, met een bonzend hart—zag ze tot haar verrassing dat het hele hof zich rond het oefenterrein had verzameld. De koning en koningin zaten op hun tronen, prinsen en prinsessen op stoelen onder de wilgen, wapperend met waaiers, en de adviseurs en hoogwaardigheidsbekleders zaten banken, zachtjes fluisterend met elkaar.

Op het oefenterrein waren de krijgsheren al met de aristocraten aan het sparren, en de wapenhouders sloegen hun meesters gade en overhandigden zwaarden, dolken, drietanden, schilden en zwepen. Ceres had al zo lang ze zich kon herinneren naar een kans als deze verlangd, maar nu het moment daar was, voelde ze zich leeg van binnen.

“Ceres!” riep Thanos, zwaaiend naar haar.

Ze wist niet waarom, maar toen ze hem weer zag, maakte haar hart een sprongetje. Toen berispte ze zichzelf. Ze moest niet vergeten waarom ze hier was. Ze moest het vertrouwen van haar vijanden winnen, en zich niet laten verleiden door een knappe prins die haar op de één of andere manier leek te betoveren.

Ceres rende naar Thanos toe.

“Precies op tijd,” zei hij met een knikje.

“Natuurlijk,” zei ze, alsof hier komen geen wonderen had gevergd.

Er liep een soldaat van het Rijk naar het midden van het oefenterrein.

“Alle koninklijke krijgers worden verzocht zich voor Koning Claudius op te stellen, uw wapenhouders achter u,” zei hij.

De aristocraten stopten met waar ze mee bezig waren en Ceres volgde Thanos, waarna ze haar plaats achter hem in nam. Ze merkte op dat Lucious weer terug was. Was hij van gedachten veranderd? Gedwongen om terug te komen?

“Je vraagt je af hoe het met Lucious zit?” vroeg Thanos, die haar een blik toe wierp.

“Ja.”

Ceres wist niet of ze het haatte of fijn vond dat hij zo goed op haar gedachten was afgestemd.

“Niemand zegt nee tegen de koning,” fluisterde Thanos.

Ze wilde vragen waarom, maar de koning stond op, een gouden schaal in zijn handen, en de mensen zwegen.

“Deze schaal is gevuld met de namen van onze koninklijke krijgers,” zei de koning. “Vandaag zal ik drie namen selecteren die rond het middaguur in de Killings zullen vechten.”

De menigte snakte naar adem, evenals de koninklijke krijgers en hun wapenhouders.

Maar de Killings zouden pas volgende maand plaatsvinden, dacht Ceres. Had de koning zomaar de Killings naar vandaag verplaatst?

Ze wierp een blik op Thanos, maar hij stond stijf als een plank, zijn gezicht naar voren zodat ze zijn uitdrukking niet kon zien. Ze waren nog niet klaar om aan de Killings deel te nemen, wist Ceres. Geen van hen was klaar. Ze hadden nog niet genoeg tijd gehad om samen te trainen, om elkaars vechtstijl te leren kennen.

Ze balde haar handen tot vuisten en concentreerde zich op haar ademhaling. Er zouden slechts drie van de twaalf geselecteerd worden, dus er was nog altijd een kans dat ze vandaag niet hoefden te vechten.

De koning stak zijn dikke hand in de schaal en haalde er een papiertje uit.

“Lucious!” riep hij, en er verscheen een gemene grijns om zijn lippen.

Ceres blies langzaam haar adem uit en wierp een blik op Lucious, wiens gezicht zo rood als een biet werd.

De toeschouwers klapten, hoewel hun applaus verre van enthousiast was. Vonden zij het ook oneerlijk? vroeg Ceres zich af.

De koning reikte weer in de schaal en haalde een naam tevoorschijn.

“Georgio!” bulderde hij, en zijn ogen gleden naar het einde van de rij waar Georgio stond.

Een vrouw die er oud genoeg uit zag om Georgio’s moeder te zijn stond op en begon te huilen, terwijl ze vloekte naar de koning. Maar toen ze het oefenterrein op liep, werd ze door soldaten van het Rijk meegenomen.

Ceres snoof en hield haar ogen op Thanos’ brede rug gericht. Nog één naam, zei ze tegen zichzelf. De kans dat Thanos geselecteerd zou worden was klein.

De koning stak voor de derde keer zijn hand in de schaal, wierp een blik op Thanos, en zijn rechter mondhoek ging omhoog.

Ceres zag dat Thanos’ schouder zich spanden, en ze wist onmiddellijk dat er iets niet klopte. Had de koning dit gepland? Had hij de boel gemanipuleerd?

Haar hart sloeg een slag over.

“En niet te vergeten, Thanos!” verkondigde de koning met een zelfingenomen glimlach.

De menigte werd even stil, maar toen de koningin met een fervent enthousiasme begon te applaudisseren, volgden ze haar voorbeeld.

“Het risico op de dood is groot, mijn uitverkorenen. Mogen jullie je vorst en Rijk met eer en kracht vertegenwoordigen,” vervolgde de koning.

De koning ging zitten en een soldaat van het Rijk legde de regels van de Killings uit. Maar Ceres was zo geschokt dat ze nauwelijks een woord hoorde van wat hij zei.

“Wapenhouders die assisteren in de strijd zullen gedood worden…niet meer dan drie wapens per krijger tegelijk…andere krijgsheren mogen niet geholpen worden…duim omhoog betekent dat de verslagen deelnemer leeft, duin omlaag betekent dat de verslagen deelnemer gedood moet worden…” zei de soldaat.

Toen hij klaar was, staarde Ceres verstijfd voor zich uit.

Ze was zich er vaag van bewust dat Thanos zich naar haar had omgedraaid. Hij greep haar arm en schudde haar door elkaar.

“Ceres!” zei hij.

Gedesoriënteerd keek ze hem aan.

“Bartholomew is terug. Als je wil, kan ik hem vandaag mijn wapenhouder laten zijn,” zei Thanos.

Haar hart maakte een sprongetje, en ze wilde ja schreeuwen. Ja! Maar toen dacht ze aan het gesprek dat ze met Rexus had gehad. Hoe kon ze Thanos’ vertrouwen winnen als ze nu terugkrabbelde? Dat kon ze niet.

“Is dat wat je wil?” vroeg ze.

“Ik werk liever met jou, maar gezien het feit dat de regels zijn veranderd, zal ik het je niet kwalijk nemen als je besluit deze ronde aan je voorbij te laten gaan,” zei hij.

Ze kon het niet geloven. Hij bood haar nu haar vrijheid aan, terwijl zij plannetjes aan het smeden was hoe ze zijn vertrouwen kon winnen zodat ze hem en zijn familie ten gronde kon richten. Er begon een gevoel van schuld te ontstaan.

Maar toen herinnerde ze zich hoe erg haar mensen te lijden hadden: de jonge jongen die op het Fonteinplein met de zweep was mishandeld en haar een onbekende bestemming was afgevoerd, het meisje dat alleen en bang in de wagen van de slavendrijver was gestorven, haar broers die nooit met een gevulde maag naar bed gingen, en haar vader die zijn gezin had moeten achterlaten om ergens anders geld te verdienen.

Als zij niet voor hen op zou komen, wie dan wel?

“Dan zal ik vandaag je wapenhouder zijn, en voor zolang als je me wil hebben,” zei Ceres.

Thanos knikte, en er speelde een glimlachje rond zijn lippen.

“Samen zullen we overwinnen,” zei hij.

*

Met bezwete handen en een onrustige maag tuurde Ceres door de tunnel onder het Stadion. De doorgang stond vol met soldaten van het Rijk, krijgsheren en wapenhouders. Er hingen allerlei soorten wapens aan de muren, en ook de grindgronden lagen ermee bezaaid.

Ze ging op een bankje vlakbij de ijzeren poorten zitten, wachtend tot het de beurt was aan haar en Thanos. De menigte in de arena ging tekeer als een draak.

“Maak hem af! Maak hem af! Maak hem af!” schreeuwden ze.

De toeschouwers brulden, en nog geen minuut later gingen de ijzeren poorten met ratelende kettingen open. Er schreden twee soldaten van het Rijk naar binnen, die verminkte, dode krijgsheren met zich meesleurden. Ze gooiden één van de lijken boven op de ander, recht tegenover waar Ceres zat, waarna ze weer de arena in liepen.

Ceres schrok toen de ijzeren poort achter hen dicht sloeg, en ze liet onwillekeurig haar blik naar de levenloze lichamen glijden. Slechts minuten geleden hadden die mannen nog vol daadkracht voor haar gestaan, ervan overtuigd dat ze vandaag zouden winnen. Nu lagen ze in een hoopje op de grond, om nooit meer op te staan.

Toen ze naar Thanos opkeek, rustten zijn ogen al op haar, en zijn onmogelijk donkere irissen bevatten een plechtigheid die Ceres alleen bij de stervenden had gezien. Was hij net zo bang als zij? vroeg ze zich af.

Ze keek toe hoe hij de dikke lederen riem rond zijn canvas lendendoek aantrok, zijn strakke buik bloot. Ze kon nauwelijks geloven hoe weinig bescherming hij droeg: een enkele lederen schouderbeschermer die zijn rechterarm bedekte. De meeste andere krijgers verscholen zich achter zware wapenrustingen en glimmende helmen.

Ceres had een uniform gekregen: een blauwe tuniek met korte mouwen die tot aan haar knieën reikte, een zijden touw om haar middel, en zachte lederen kniehoge laarzen die op die van Thanos leken. Hoewel het niets bijzonders was, was ze blij dat ze haar oude kleren niet meer droeg. Ze herinnerden haar alleen maar aan haar oude leven.

“Heeft de koning je erin geluisd?” vroeg Ceres. Ze herinnerde zich de sluwe uitdrukking van Koning Claudius, toen hij de namen van de koninklijke krijgers uit de gouden schaal had getrokken.

“Ja,” zei Thanis.

Ze klemde haar kaken op elkaar, en voelde een vuur van haat in zich opwellen.

“Dit is niet juist,” zei ze.

“Nee, dat is het niet,” zei Thanos. Hij ging naast haar zitten om de straps van zijn laarzen strakker te trekken. “Maar als er één ding is dat ik heb geleerd, is het dat je een bevel van de koning niet mag negeren.”

“Heb je dat al eerder gedaan?” vroeg ze.

Hij knikte.

“Waar ging het om?”

“Ik wilde niet trouwen met de prinses die hij voor me had uitgekozen.”

Ze staarde hem even verbijsterd aan. Ze verwonderde zich over de moed die dat van hem gevergd moest hebben. Misschien was het meisje wel afzichtelijk, hoewel Ceres in haar hele leven nog geen afzichtelijke prinsessen had gezien. Ze waren altijd gekleed in de beste gewaden, baadden in zoetgeurende parfums, en versierden zichzelf met schitterende sieraden.

Ze keek weg en vroeg zich af wie deze jonge man nu werkelijk was. Een rebel? Ceres had nooit gedacht dat zich wellicht een non-conformist binnen de paleismuren zou bevinden.

Ze had een heel nieuw respect voor Thanos. Misschien was hij niet de jongen die ze dacht dat hij was. Wat het alleen maar erger maakte om hem te verraden.

“En Lucious en Georgio dan?” vroeg ze.

“De koning veracht hen om andere redenen.”

“Maar hoe kan de koning gewoon willekeurig—”

Hij onderbrak haar, zijn toon ongeduldig.

“Het feit dat ik tot de koninklijke familie behoor betekent niet dat ik iets te zeggen heb over mijn leven.”

Daar had Ceres niet over nagedacht. Ze was altijd in de veronderstelling geweest dat de leden van de koninklijke familie vrij waren om te doen wat ze wilden, en dat ze als één grote vijand regeerden.

 

“Alle grandeur en verwaandheid, de regels, decorum, frivole uitgaven…ik wordt er gestoord van,” zei hij bijna grommend.

Ceres was ontzet dat hij zoiets over de aristocratie zei, en wist niet precies wat ze tegen hem moest zeggen. In plaats daarvan keek ze naar de ijzeren poorten, en op dat moment zag ze een krijgsheer Georgio’s wapenhouder door zijn buik steken.

Haar hand raakte haar mond en ze snakte naar adem.

Naïef was ze er vanuit gegaan dat ze veilig was voor de andere krijgsheren, omdat zij niet degene was die moest vechten. Haar schouders werden overspoeld door een angstgevoel en ze bemerkte dat haar handen nog erger trilden dan eerst.

Er kwam een soldaat van het Rijk op hen af, die Thanos vertelde dat hij als volgende aan de beurt was, en dat hij samen met Lucious tegen twee andere krijgsheren zou vechten.

Met een uitgedroogde keel zei Ceres, “We moeten samenwerken als we hier levend uit willen komen.”

Thanos knikte, en er was een stilzwijgend begrip tussen hen.

Ze stonden op en liepen naar de ijzeren poorten, ieder verzonken in hun eigen gedachten.

“Ik zal niet moorden tenzij ik moet,” zei Thanos ineens.

Ceres knikte en vroeg zich af of dit slechts een andere manier was om de koning te tarten.

“Ik moet weten dat ik mijn leven aan je toe kan vertrouwen,” zei hij zonder van de arena weg te kijken.

“Je kunt je leven aan mij toevertrouwen,” zei Ceres, en ze vroeg zich af of hij de twijfeling in haar stem had gehoord.

Hij sloot zijn ogen en knikte.

“Je kunt mij ook je leven toevertrouwen, Ceres,” zei hij.

Ze wist niet waarom, maar zijn woorden drongen door tot in haar botten, en ze voelde dat hij de waarheid sprak. Ondanks alles voelde ze een intense band met hem.

Lucious en zijn wapenhouder kwamen achter Thanos en Ceres staan, en Ceres bemerkte Lucious’ glimmende full body wapenrusting en helm met vizier. Geen wapenrusting kan het leven van een slordige vechter redden, dacht ze.

De ijzeren poorten zwaaiden open, en Georgio liep levend naar binnen. Hij droop van het zweet en er liep bloed uit een paar sneeën in zijn armen en bovenlichaam. Een soldaat van het Rijk sleurde zijn wapenhouder achter hem aan naar binnen en gooide hem bovenop de andere kadavers op de grond.

Ceres’ hele lichaam begon te trillen.

“Blijf dicht bij me in de buurt,” zei Thanos. Zijn ogen keken recht vooruit, alsof hij in trance was, en hij klemde zijn kaken op elkaar.

Op het moment dat de soldaat van het Rijk naar hen knikte om aan te geven dat ze naar buiten moesten, duwde Lucious Ceres uit de weg en rende hij als eerste de arena binnen, zijn armen in de lucht alsof hij al gewonnen had. Het publiek werd wild en hij paradeerde even rond, zwelgend in hun goedkeuring.

Normaal gesproken zou Ceres zich aan zijn gedrag geërgerd hebben, maar nu ze hier stond en haar mogelijk laatste adem insnoof, besteedde ze geen aandacht aan de aandachtzoekende dwaas.

Thanos en Ceres betraden de arena, en Ceres kneep haar ogen samen tegen de verblindende zon. Zodra haar ogen aan het licht gewend waren, keek ze op naar het publiek. Slechts de helft van de zitplaatsen was gevuld.

Ze staarde naar het podium en zag de koning op zijn troon zitten, een sombere grijns op zijn gezicht. Ze verachtte hem. Als Thanos de waarheid sprak, dan was hij nog kwaadaardiger dan Ceres zich kon voorstellen.

“Niet vergeten, blijf dicht bij me,” zei Thanos terwijl hij haar elleboog aanraakte.

Ze knikte en spotte de twee krijgsheren aan de andere kant van de arena. Ze waren gekleed in zware wapenrustingen en hadden elk een zwaard vast.

Toen er op de trompetten werd geblazen, sprong er ineens een beest uit één van de valluiken in de grond. Hij stormde op Ceres en Thanos af, zijn ruige zwarte vacht glinsterend in het zonlicht, zijn gebrul galmend door het stadion. Het hondachtige wezen was Ceres niet bekend—groot lichaam, ranke poten—en hij bewoog langzamer vergeleken met een omnicat, hoewel ze er niet aan twijfelde dat hij even sterk was.

“Een wolver!” riep iemand, en er stroomde een golf van rumoer door het publiek.

De adrenaline stroomde door haar lichaam, en even wist ze niet waar ze heen moest. Maar toen ze de wapens aan de muur zag hangen, liep ze erheen en wachtte op Thanos’ bevel.

Eerst riep Thanos om de drietand, en ze gooide het wapen naar hem toe. Goede keus, dacht ze terwijl ze hem het wapen uit de lucht zag vangen. Ze wilde ertussen springen en hem helpen, maar ze herinnerde zich de regel die het een wapenhouder verbood om in te grijpen.

Thanos schreeuwde naar de wolver en hield de drietand op het beest gericht, zijn voeten behendig, zijn reflexen snel als het licht.

Vanuit haar ooghoek zag Ceres één van de krijgsheren op Thanos afkomen. Als hij slim was, dan zou de krijgsheer wachten met aanvallen tot Thanos de wolver had uitgeschakeld, of hij liep het risico dat het beest hem ook zou aanvallen.

Ineens viel de wolver Thanos aan, en Thanos stak het beest in zijn schouder. De toeschouwers juichten goedkeurend bij de eerste aanval van het gevecht.

De wolver leek echter niets te voelen, en gromde alleen maar luider. Hij likte zijn tanden en zijn rode ogen staarden Thanos aan.

“Lang zwaard!” riep Thanos.

Op het moment dat ze het lange zwaard naar hem toe gooide, liet hij de drietand op de grond vallen en ving hij het lange zwaard uit de lucht. Maar ineens voelde Ceres dat hij bescherming tegen vuur nodig had—snel—en ze schreeuwde naar hem en wierp hem ook een schild toe. Op het moment dat hij het schild ving inhaleerde de wolver, en toen spuwde het beest vuur. De toeschouwers snakten naar adem, en Thanos dook achter het schild terwijl de vlammen tegen het metalen oppervlak stroomden.

Zodra de wolver buiten adem was liet Thanos zijn schild vallen. Hij pakte de drietand op en wierp het naar de kop van het beest. Het wapen doorboorde zijn oog.

Het beest schudde wild met zijn knop en snauwde en gromde, en Ceres zag dat de drietand de halve arena door vloog.

Zonder te aarzelen stormde Thanos op de wolver af, sprong in de lucht, en trok zijn zwaard. Op weg naar beneden stak hij het beest in zijn kop, en hij viel levenloos op het rode zand.

Maar hoewel het publiek juichte, was het nog geen tijd om te rusten. De krijgsheer die had zitten wachten viel aan, zijn speer en zwaard op Thanos gericht.

Thanos trok en trok en probeerde het mes uit de schedel van de wolver los te krijgen, zag Ceres. Maar hij gaf niet mee. En hij had al drie wapens op het veld liggen; de drietand aan de andere kant van de arena, zijn schild dat te ver weg lag, en het zwaard dat in de schedel van de wolver zat. Ceres wist dat het tegen de regels was om hem nog een wapen toe te gooien.

Ze hield haar adem in. De krijgsheer was dichtbij. Te dichtbij. Ze deed een stap naar voren.

Nog steeds trekkend aan het zwaard keek Thanos naar Ceres, zijn ogen groot van angst, zijn gezicht verwrongen van wanhoop.

Hij zou sterven.

En er was niets dat Ceres kon doen om het te voorkomen.